Vervoeging van overschenken

Onbepaalde wijs (infinitief): overschenken

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schenk over
  • jij schenkt over
  • hij/zij/het schenkt over
  • wij schenken over
  • jullie schenken over
  • zij schenken over

Indicativo presente

  • yo trasiego
  • trasiegas
  • él/ella trasiega
  • nosotros trasegamos
  • vosotros trasegáis
  • ellos/ellas trasiegan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schonk over
  • jij schonk over
  • hij/zij/het schonk over
  • wij schonken over
  • jullie schonken over
  • zij schonken over

Indefinido

  • yo trasegué
  • trasegaste
  • él/ella trasegó
  • nosotros trasegamos
  • vosotros trasegasteis
  • ellos/ellas trasegaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overgeschonken
  • jij hebt overgeschonken
  • hij/zij/het heeft overgeschonken
  • wij hebben overgeschonken
  • jullie hebben overgeschonken
  • zij hebben overgeschonken

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he trasegado
  • has trasegado
  • él/ella ha trasegado
  • nosotros hemos trasegado
  • vosotros habéis trasegado
  • ellos/ellas han trasegado

Voltooid verleden tijd

  • ik had overgeschonken
  • jij had overgeschonken
  • hij/zij/het had overgeschonken
  • wij hadden overgeschonken
  • jullie hadden overgeschonken
  • zij hadden overgeschonken

Pluscuamperfecto

  • yo había trasegado
  • habías trasegado
  • él/ella había trasegado
  • nosotros habíamos trasegado
  • vosotros habíais trasegado
  • ellos/ellas habían trasegado

Toekomende tijd I

  • ik zal overschenken
  • jij zult overschenken
  • hij/zij/het zal overschenken
  • wij zullen overschenken
  • jullie zullen overschenken
  • zij zullen overschenken

Futuro I

  • yo trasegaré
  • trasegarás
  • él/ella trasegará
  • nosotros trasegaremos
  • vosotros trasegaréis
  • ellos/ellas trasegarán

Toekomende tijd II

  • ik zal overgeschonken hebben
  • jij zult overgeschonken hebben
  • hij/zij/het zal overgeschonken hebben
  • wij zullen overgeschonken hebben
  • jullie zullen overgeschonken hebben
  • zij zullen overgeschonken hebben

Futuro perfecto

  • yo habré trasegado
  • habrás trasegado
  • él/ella habrá trasegado
  • nosotros habremos trasegado
  • vosotros habréis trasegado
  • ellos/ellas habrán trasegado

Conditionalis I

  • ik zou overschenken
  • jij zou overschenken
  • hij/zij/het zou overschenken
  • wij zouden overschenken
  • jullie zouden overschenken
  • zij zouden overschenken

Condicional

  • yo trasegaría
  • trasegarías
  • él/ella trasegaría
  • nosotros trasegaríamos
  • vosotros trasegaríais
  • ellos/ellas trasegarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben overgeschonken
  • jij zou hebben overgeschonken
  • hij/zij/het zou hebben overgeschonken
  • wij zouden hebben overgeschonken
  • jullie zouden hebben overgeschonken
  • zij zouden hebben overgeschonken

Condicional perfecto

  • yo habría trasegado
  • habrías trasegado
  • él/ella habría trasegado
  • nosotros habríamos trasegado
  • vosotros habríais trasegado
  • ellos/ellas habrían trasegado

Imperatief

  • jij schenk over
  • jullie schenkt over

Imperativo presente

  • trasiega
  • vosotros trasegad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overschenken