Vervoeging van overtrekken
Onbepaalde wijs (infinitief): overtrekken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overtrek
- jij overtrekt
- hij/zij/het overtrekt
- wij overtrekken
- jullie overtrekken
- zij overtrekken
Indicativo presente
- yo enfundo
- tú enfundas
- él/ella enfunda
- nosotros enfundamos
- vosotros enfundáis
- ellos/ellas enfundan
Onvoltooid verleden tijd
- ik overtrok
- jij overtrok
- hij/zij/het overtrok
- wij overtrokken
- jullie overtrokken
- zij overtrokken
Indefinido
- yo enfundé
- tú enfundaste
- él/ella enfundó
- nosotros enfundamos
- vosotros enfundasteis
- ellos/ellas enfundaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overtrokken
- jij hebt overtrokken
- hij/zij/het heeft overtrokken
- wij hebben overtrokken
- jullie hebben overtrokken
- zij hebben overtrokken
Pretérito perfecto compuesto
- yo he enfundado
- tú has enfundado
- él/ella ha enfundado
- nosotros hemos enfundado
- vosotros habéis enfundado
- ellos/ellas han enfundado
Voltooid verleden tijd
- ik had overtrokken
- jij had overtrokken
- hij/zij/het had overtrokken
- wij hadden overtrokken
- jullie hadden overtrokken
- zij hadden overtrokken
Pluscuamperfecto
- yo había enfundado
- tú habías enfundado
- él/ella había enfundado
- nosotros habíamos enfundado
- vosotros habíais enfundado
- ellos/ellas habían enfundado
Toekomende tijd I
- ik zal overtrekken
- jij zult overtrekken
- hij/zij/het zal overtrekken
- wij zullen overtrekken
- jullie zullen overtrekken
- zij zullen overtrekken
Futuro I
- yo enfundaré
- tú enfundarás
- él/ella enfundará
- nosotros enfundaremos
- vosotros enfundaréis
- ellos/ellas enfundarán
Toekomende tijd II
- ik zal overtrokken hebben
- jij zult overtrokken hebben
- hij/zij/het zal overtrokken hebben
- wij zullen overtrokken hebben
- jullie zullen overtrokken hebben
- zij zullen overtrokken hebben
Futuro perfecto
- yo habré enfundado
- tú habrás enfundado
- él/ella habrá enfundado
- nosotros habremos enfundado
- vosotros habréis enfundado
- ellos/ellas habrán enfundado
Conditionalis I
- ik zou overtrekken
- jij zou overtrekken
- hij/zij/het zou overtrekken
- wij zouden overtrekken
- jullie zouden overtrekken
- zij zouden overtrekken
Condicional
- yo enfundaría
- tú enfundarías
- él/ella enfundaría
- nosotros enfundaríamos
- vosotros enfundaríais
- ellos/ellas enfundarían
Conditionalis II
- ik zou hebben overtrokken
- jij zou hebben overtrokken
- hij/zij/het zou hebben overtrokken
- wij zouden hebben overtrokken
- jullie zouden hebben overtrokken
- zij zouden hebben overtrokken
Condicional perfecto
- yo habría enfundado
- tú habrías enfundado
- él/ella habría enfundado
- nosotros habríamos enfundado
- vosotros habríais enfundado
- ellos/ellas habrían enfundado
Imperatief
- jij overtrek
- jullie overtrekt
Imperativo presente
- tú enfunda
- vosotros enfundad