Vervoeging van paaien
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik paai
- jij paait
- hij/zij/het paait
- wij paaien
- jullie paaien
- zij paaien
Present
- I appease
- you appease
- he/she/it appeases
- we appease
- you appease
- they appease
Onvoltooid verleden tijd
- ik paaide
- jij paaide
- hij/zij/het paaide
- wij paaiden
- jullie paaiden
- zij paaiden
Simple past
- I appeased
- you appeased
- he/she/it appeased
- we appeased
- you appeased
- they appeased
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepaaid
- jij hebt gepaaid
- hij/zij/het heeft gepaaid
- wij hebben gepaaid
- jullie hebben gepaaid
- zij hebben gepaaid
Present perfect
- I have appeased
- you have appeased
- he/she/it has appeased
- we have appeased
- you have appeased
- they have appeased
Voltooid verleden tijd
- ik had gepaaid
- jij had gepaaid
- hij/zij/het had gepaaid
- wij hadden gepaaid
- jullie hadden gepaaid
- zij hadden gepaaid
Past perfect
- I had appeased
- you had appeased
- he/she/it had appeased
- we had appeased
- you had appeased
- they had appeased
Toekomende tijd I
- ik zal paaien
- jij zult paaien
- hij/zij/het zal paaien
- wij zullen paaien
- jullie zullen paaien
- zij zullen paaien
Future
- I will appease
- you will appease
- he/she/it will appease
- we will appease
- you will appease
- they will appease
Toekomende tijd II
- ik zal gepaaid hebben
- jij zult gepaaid hebben
- hij/zij/het zal gepaaid hebben
- wij zullen gepaaid hebben
- jullie zullen gepaaid hebben
- zij zullen gepaaid hebben
Future perfect
- I will have appeased
- you will have appeased
- he/she/it will have appeased
- we will have appeased
- you will have appeased
- they will have appeased
Conditionalis I
- ik zou paaien
- jij zou paaien
- hij/zij/het zou paaien
- wij zouden paaien
- jullie zouden paaien
- zij zouden paaien
Conditional present
- I would appease
- you would appease
- he/she/it would appease
- we would appease
- you would appease
- they would appease
Conditionalis II
- ik zou hebben gepaaid
- jij zou hebben gepaaid
- hij/zij/het zou hebben gepaaid
- wij zouden hebben gepaaid
- jullie zouden hebben gepaaid
- zij zouden hebben gepaaid
Conditional perfect
- I would have appeased
- you would have appeased
- he/she/it would have appeased
- we would have appeased
- you would have appeased
- they would have appeased
Imperatief
- jij paai
- jullie paait
Imperative
- you appease
- you appease