Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it percolates
  • they percolate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het doorschijnt
  • zij doorschijnen

Simple past

  • he/she/it percolated
  • they percolated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het doorscheen
  • zij doorschenen

Present perfect

  • he/she/it has percolated
  • they have percolated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft doorschenen
  • zij hebben doorschenen

Past perfect

  • he/she/it had percolated
  • they had percolated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had doorschenen
  • zij hadden doorschenen

Future

  • he/she/it will percolate
  • they will percolate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal doorschijnen
  • zij zult doorschijnen

Future perfect

  • he/she/it will have percolated
  • they will have percolated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal doorschenen hebben
  • zij zult doorschenen hebben

Conditional present

  • he/she/it would percolate
  • they would percolate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal doorschijnen
  • zij zullen doorschijnen

Conditional perfect

  • he/she/it would have percolated
  • they would have percolated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben doorschenen
  • zij zullen hebben doorschenen

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van percolate