Engels

Nederlands

Present

  • I pick
  • you pick
  • he/she/it picks
  • we pick
  • you pick
  • they pick

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik punnik
  • jij punnikt
  • hij/zij/het punnikt
  • wij punniken
  • jullie punniken
  • zij punniken

Simple past

  • I picked
  • you picked
  • he/she/it picked
  • we picked
  • you picked
  • they picked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik punnikte
  • jij punnikte
  • hij/zij/het punnikte
  • wij punnikten
  • jullie punnikten
  • zij punnikten

Present perfect

  • I have picked
  • you have picked
  • he/she/it has picked
  • we have picked
  • you have picked
  • they have picked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepunnikt
  • jij hebt gepunnikt
  • hij/zij/het heeft gepunnikt
  • wij hebben gepunnikt
  • jullie hebben gepunnikt
  • zij hebben gepunnikt

Past perfect

  • I had picked
  • you had picked
  • he/she/it had picked
  • we had picked
  • you had picked
  • they had picked

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepunnikt
  • jij had gepunnikt
  • hij/zij/het had gepunnikt
  • wij hadden gepunnikt
  • jullie hadden gepunnikt
  • zij hadden gepunnikt

Future

  • I will pick
  • you will pick
  • he/she/it will pick
  • we will pick
  • you will pick
  • they will pick

Toekomende tijd I

  • ik zal punniken
  • jij zult punniken
  • hij/zij/het zal punniken
  • wij zullen punniken
  • jullie zullen punniken
  • zij zullen punniken

Future perfect

  • I will have picked
  • you will have picked
  • he/she/it will have picked
  • we will have picked
  • you will have picked
  • they will have picked

Toekomende tijd II

  • ik zal gepunnikt hebben
  • jij zult gepunnikt hebben
  • hij/zij/het zal gepunnikt hebben
  • wij zullen gepunnikt hebben
  • jullie zullen gepunnikt hebben
  • zij zullen gepunnikt hebben

Conditional present

  • I would pick
  • you would pick
  • he/she/it would pick
  • we would pick
  • you would pick
  • they would pick

Conditionalis I

  • ik zou punniken
  • jij zou punniken
  • hij/zij/het zou punniken
  • wij zouden punniken
  • jullie zouden punniken
  • zij zouden punniken

Conditional perfect

  • I would have picked
  • you would have picked
  • he/she/it would have picked
  • we would have picked
  • you would have picked
  • they would have picked

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepunnikt
  • jij zou hebben gepunnikt
  • hij/zij/het zou hebben gepunnikt
  • wij zouden hebben gepunnikt
  • jullie zouden hebben gepunnikt
  • zij zouden hebben gepunnikt

Imperative

  • you pick
  • you pick

Imperatief

  • jij punnik
  • jullie punnikt

Verwijzingen

Bekijk 16 definitie(s) van pick