Vervoeging van piepen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik piep
- jij piept
- hij/zij/het piept
- wij piepen
- jullie piepen
- zij piepen
Present
- I leer
- you leer
- he/she/it leers
- we leer
- you leer
- they leer
Onvoltooid verleden tijd
- ik piepte
- jij piepte
- hij/zij/het piepte
- wij piepten
- jullie piepten
- zij piepten
Simple past
- I leered
- you leered
- he/she/it leered
- we leered
- you leered
- they leered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepiept
- jij hebt gepiept
- hij/zij/het heeft gepiept
- wij hebben gepiept
- jullie hebben gepiept
- zij hebben gepiept
Present perfect
- I have leered
- you have leered
- he/she/it has leered
- we have leered
- you have leered
- they have leered
Voltooid verleden tijd
- ik had gepiept
- jij had gepiept
- hij/zij/het had gepiept
- wij hadden gepiept
- jullie hadden gepiept
- zij hadden gepiept
Past perfect
- I had leered
- you had leered
- he/she/it had leered
- we had leered
- you had leered
- they had leered
Toekomende tijd I
- ik zal piepen
- jij zult piepen
- hij/zij/het zal piepen
- wij zullen piepen
- jullie zullen piepen
- zij zullen piepen
Future
- I will leer
- you will leer
- he/she/it will leer
- we will leer
- you will leer
- they will leer
Toekomende tijd II
- ik zal gepiept hebben
- jij zult gepiept hebben
- hij/zij/het zal gepiept hebben
- wij zullen gepiept hebben
- jullie zullen gepiept hebben
- zij zullen gepiept hebben
Future perfect
- I will have leered
- you will have leered
- he/she/it will have leered
- we will have leered
- you will have leered
- they will have leered
Conditionalis I
- ik zou piepen
- jij zou piepen
- hij/zij/het zou piepen
- wij zouden piepen
- jullie zouden piepen
- zij zouden piepen
Conditional present
- I would leer
- you would leer
- he/she/it would leer
- we would leer
- you would leer
- they would leer
Conditionalis II
- ik zou hebben gepiept
- jij zou hebben gepiept
- hij/zij/het zou hebben gepiept
- wij zouden hebben gepiept
- jullie zouden hebben gepiept
- zij zouden hebben gepiept
Conditional perfect
- I would have leered
- you would have leered
- he/she/it would have leered
- we would have leered
- you would have leered
- they would have leered
Imperatief
- jij piep
- jullie piept
Imperative
- you leer
- you leer