Vervoeging van plash
Onbepaalde wijs (infinitief): to plash
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it plashes
- they plash
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het spat af
- zij spatten af
Simple past
- he/she/it plashed
- they plashed
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het spatte af
- zij spatten af
Present perfect
- he/she/it has plashed
- they have plashed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is afgespat
- zij zijn afgespat
Past perfect
- he/she/it had plashed
- they had plashed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was afgespat
- zij waren afgespat
Future
- he/she/it will plash
- they will plash
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal afspatten
- zij zult afspatten
Future perfect
- he/she/it will have plashed
- they will have plashed
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal afgespat zijn
- zij zult afgespat zijn
Conditional present
- he/she/it would plash
- they would plash
Conditionalis I
- hij/zij/het zal afspatten
- zij zullen afspatten
Conditional perfect
- he/she/it would have plashed
- they would have plashed
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn afgespat
- zij zullen zijn afgespat