Vervoeging van pollute
Onbepaalde wijs (infinitief): to pollute
Engels
Nederlands
Present
- I pollute
- you pollute
- he/she/it pollutes
- we pollute
- you pollute
- they pollute
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bezoedel
- jij bezoedelt
- hij/zij/het bezoedelt
- wij bezoedelen
- jullie bezoedelen
- zij bezoedelen
Simple past
- I polluted
- you polluted
- he/she/it polluted
- we polluted
- you polluted
- they polluted
Onvoltooid verleden tijd
- ik bezoedelde
- jij bezoedelde
- hij/zij/het bezoedelde
- wij bezoedelden
- jullie bezoedelden
- zij bezoedelden
Present perfect
- I have polluted
- you have polluted
- he/she/it has polluted
- we have polluted
- you have polluted
- they have polluted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bezoedeld
- jij hebt bezoedeld
- hij/zij/het heeft bezoedeld
- wij hebben bezoedeld
- jullie hebben bezoedeld
- zij hebben bezoedeld
Past perfect
- I had polluted
- you had polluted
- he/she/it had polluted
- we had polluted
- you had polluted
- they had polluted
Voltooid verleden tijd
- ik had bezoedeld
- jij had bezoedeld
- hij/zij/het had bezoedeld
- wij hadden bezoedeld
- jullie hadden bezoedeld
- zij hadden bezoedeld
Future
- I will pollute
- you will pollute
- he/she/it will pollute
- we will pollute
- you will pollute
- they will pollute
Toekomende tijd I
- ik zal bezoedelen
- jij zult bezoedelen
- hij/zij/het zal bezoedelen
- wij zullen bezoedelen
- jullie zullen bezoedelen
- zij zullen bezoedelen
Future perfect
- I will have polluted
- you will have polluted
- he/she/it will have polluted
- we will have polluted
- you will have polluted
- they will have polluted
Toekomende tijd II
- ik zal bezoedeld hebben
- jij zult bezoedeld hebben
- hij/zij/het zal bezoedeld hebben
- wij zullen bezoedeld hebben
- jullie zullen bezoedeld hebben
- zij zullen bezoedeld hebben
Conditional present
- I would pollute
- you would pollute
- he/she/it would pollute
- we would pollute
- you would pollute
- they would pollute
Conditionalis I
- ik zou bezoedelen
- jij zou bezoedelen
- hij/zij/het zou bezoedelen
- wij zouden bezoedelen
- jullie zouden bezoedelen
- zij zouden bezoedelen
Conditional perfect
- I would have polluted
- you would have polluted
- he/she/it would have polluted
- we would have polluted
- you would have polluted
- they would have polluted
Conditionalis II
- ik zou hebben bezoedeld
- jij zou hebben bezoedeld
- hij/zij/het zou hebben bezoedeld
- wij zouden hebben bezoedeld
- jullie zouden hebben bezoedeld
- zij zouden hebben bezoedeld
Imperative
- you pollute
- you pollute
Imperatief
- jij bezoedel
- jullie bezoedelt