Vervoeging van presume
Onbepaalde wijs (infinitief): to presume
Engels
Nederlands
Present
- I presume
- you presume
- he/she/it presumes
- we presume
- you presume
- they presume
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem aan
- jij neemt aan
- hij/zij/het neemt aan
- wij nemen aan
- jullie nemen aan
- zij nemen aan
Simple past
- I presumed
- you presumed
- he/she/it presumed
- we presumed
- you presumed
- they presumed
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam aan
- jij nam aan
- hij/zij/het nam aan
- wij namen aan
- jullie namen aan
- zij namen aan
Present perfect
- I have presumed
- you have presumed
- he/she/it has presumed
- we have presumed
- you have presumed
- they have presumed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangenomen
- jij hebt aangenomen
- hij/zij/het heeft aangenomen
- wij hebben aangenomen
- jullie hebben aangenomen
- zij hebben aangenomen
Past perfect
- I had presumed
- you had presumed
- he/she/it had presumed
- we had presumed
- you had presumed
- they had presumed
Voltooid verleden tijd
- ik had aangenomen
- jij had aangenomen
- hij/zij/het had aangenomen
- wij hadden aangenomen
- jullie hadden aangenomen
- zij hadden aangenomen
Future
- I will presume
- you will presume
- he/she/it will presume
- we will presume
- you will presume
- they will presume
Toekomende tijd I
- ik zal aannemen
- jij zult aannemen
- hij/zij/het zal aannemen
- wij zullen aannemen
- jullie zullen aannemen
- zij zullen aannemen
Future perfect
- I will have presumed
- you will have presumed
- he/she/it will have presumed
- we will have presumed
- you will have presumed
- they will have presumed
Toekomende tijd II
- ik zal aangenomen hebben
- jij zult aangenomen hebben
- hij/zij/het zal aangenomen hebben
- wij zullen aangenomen hebben
- jullie zullen aangenomen hebben
- zij zullen aangenomen hebben
Conditional present
- I would presume
- you would presume
- he/she/it would presume
- we would presume
- you would presume
- they would presume
Conditionalis I
- ik zou aannemen
- jij zou aannemen
- hij/zij/het zou aannemen
- wij zouden aannemen
- jullie zouden aannemen
- zij zouden aannemen
Conditional perfect
- I would have presumed
- you would have presumed
- he/she/it would have presumed
- we would have presumed
- you would have presumed
- they would have presumed
Conditionalis II
- ik zou hebben aangenomen
- jij zou hebben aangenomen
- hij/zij/het zou hebben aangenomen
- wij zouden hebben aangenomen
- jullie zouden hebben aangenomen
- zij zouden hebben aangenomen
Imperative
- you presume
- you presume
Imperatief
- jij neem aan
- jullie neemt aan