Vervoeging van process

Engels

Nederlands

Present

  • I process
  • you process
  • he/she/it processes
  • we process
  • you process
  • they process

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik opereer
  • jij opereert
  • hij/zij/het opereert
  • wij opereren
  • jullie opereren
  • zij opereren

Simple past

  • I processed
  • you processed
  • he/she/it processed
  • we processed
  • you processed
  • they processed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik opereerde
  • jij opereerde
  • hij/zij/het opereerde
  • wij opereerden
  • jullie opereerden
  • zij opereerden

Present perfect

  • I have processed
  • you have processed
  • he/she/it has processed
  • we have processed
  • you have processed
  • they have processed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geöpereerd
  • jij hebt geöpereerd
  • hij/zij/het heeft geöpereerd
  • wij hebben geöpereerd
  • jullie hebben geöpereerd
  • zij hebben geöpereerd

Past perfect

  • I had processed
  • you had processed
  • he/she/it had processed
  • we had processed
  • you had processed
  • they had processed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geöpereerd
  • jij had geöpereerd
  • hij/zij/het had geöpereerd
  • wij hadden geöpereerd
  • jullie hadden geöpereerd
  • zij hadden geöpereerd

Future

  • I will process
  • you will process
  • he/she/it will process
  • we will process
  • you will process
  • they will process

Toekomende tijd I

  • ik zal opereren
  • jij zult opereren
  • hij/zij/het zal opereren
  • wij zullen opereren
  • jullie zullen opereren
  • zij zullen opereren

Future perfect

  • I will have processed
  • you will have processed
  • he/she/it will have processed
  • we will have processed
  • you will have processed
  • they will have processed

Toekomende tijd II

  • ik zal geöpereerd hebben
  • jij zult geöpereerd hebben
  • hij/zij/het zal geöpereerd hebben
  • wij zullen geöpereerd hebben
  • jullie zullen geöpereerd hebben
  • zij zullen geöpereerd hebben

Conditional present

  • I would process
  • you would process
  • he/she/it would process
  • we would process
  • you would process
  • they would process

Conditionalis I

  • ik zou opereren
  • jij zou opereren
  • hij/zij/het zou opereren
  • wij zouden opereren
  • jullie zouden opereren
  • zij zouden opereren

Conditional perfect

  • I would have processed
  • you would have processed
  • he/she/it would have processed
  • we would have processed
  • you would have processed
  • they would have processed

Conditionalis II

  • ik zou hebben geöpereerd
  • jij zou hebben geöpereerd
  • hij/zij/het zou hebben geöpereerd
  • wij zouden hebben geöpereerd
  • jullie zouden hebben geöpereerd
  • zij zouden hebben geöpereerd

Imperative

  • you process
  • you process

Imperatief

  • jij opereer
  • jullie opereert

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van process