Vervoeging van punt

Engels

Nederlands

Present

  • I punt
  • you punt
  • he/she/it punts
  • we punt
  • you punt
  • they punt

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boom
  • jij boomt
  • hij/zij/het boomt
  • wij bomen
  • jullie bomen
  • zij bomen

Simple past

  • I punted
  • you punted
  • he/she/it punted
  • we punted
  • you punted
  • they punted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boomde
  • jij boomde
  • hij/zij/het boomde
  • wij boomden
  • jullie boomden
  • zij boomden

Present perfect

  • I have punted
  • you have punted
  • he/she/it has punted
  • we have punted
  • you have punted
  • they have punted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geboomd
  • jij hebt geboomd
  • hij/zij/het heeft geboomd
  • wij hebben geboomd
  • jullie hebben geboomd
  • zij hebben geboomd

Past perfect

  • I had punted
  • you had punted
  • he/she/it had punted
  • we had punted
  • you had punted
  • they had punted

Voltooid verleden tijd

  • ik had geboomd
  • jij had geboomd
  • hij/zij/het had geboomd
  • wij hadden geboomd
  • jullie hadden geboomd
  • zij hadden geboomd

Future

  • I will punt
  • you will punt
  • he/she/it will punt
  • we will punt
  • you will punt
  • they will punt

Toekomende tijd I

  • ik zal bomen
  • jij zult bomen
  • hij/zij/het zal bomen
  • wij zullen bomen
  • jullie zullen bomen
  • zij zullen bomen

Future perfect

  • I will have punted
  • you will have punted
  • he/she/it will have punted
  • we will have punted
  • you will have punted
  • they will have punted

Toekomende tijd II

  • ik zal geboomd hebben
  • jij zult geboomd hebben
  • hij/zij/het zal geboomd hebben
  • wij zullen geboomd hebben
  • jullie zullen geboomd hebben
  • zij zullen geboomd hebben

Conditional present

  • I would punt
  • you would punt
  • he/she/it would punt
  • we would punt
  • you would punt
  • they would punt

Conditionalis I

  • ik zou bomen
  • jij zou bomen
  • hij/zij/het zou bomen
  • wij zouden bomen
  • jullie zouden bomen
  • zij zouden bomen

Conditional perfect

  • I would have punted
  • you would have punted
  • he/she/it would have punted
  • we would have punted
  • you would have punted
  • they would have punted

Conditionalis II

  • ik zou hebben geboomd
  • jij zou hebben geboomd
  • hij/zij/het zou hebben geboomd
  • wij zouden hebben geboomd
  • jullie zouden hebben geboomd
  • zij zouden hebben geboomd

Imperative

  • you punt
  • you punt

Imperatief

  • jij boom
  • jullie boomt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van punt