Vervoeging van quicken

Engels

Nederlands

Present

  • I quicken
  • you quicken
  • he/she/it quickens
  • we quicken
  • you quicken
  • they quicken

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik reactiveer
  • jij reactiveert
  • hij/zij/het reactiveert
  • wij reactiveren
  • jullie reactiveren
  • zij reactiveren

Simple past

  • I quickened
  • you quickened
  • he/she/it quickened
  • we quickened
  • you quickened
  • they quickened

Onvoltooid verleden tijd

  • ik reactiveerde
  • jij reactiveerde
  • hij/zij/het reactiveerde
  • wij reactiveerden
  • jullie reactiveerden
  • zij reactiveerden

Present perfect

  • I have quickened
  • you have quickened
  • he/she/it has quickened
  • we have quickened
  • you have quickened
  • they have quickened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gereactiveerd
  • jij hebt gereactiveerd
  • hij/zij/het heeft gereactiveerd
  • wij hebben gereactiveerd
  • jullie hebben gereactiveerd
  • zij hebben gereactiveerd

Past perfect

  • I had quickened
  • you had quickened
  • he/she/it had quickened
  • we had quickened
  • you had quickened
  • they had quickened

Voltooid verleden tijd

  • ik had gereactiveerd
  • jij had gereactiveerd
  • hij/zij/het had gereactiveerd
  • wij hadden gereactiveerd
  • jullie hadden gereactiveerd
  • zij hadden gereactiveerd

Future

  • I will quicken
  • you will quicken
  • he/she/it will quicken
  • we will quicken
  • you will quicken
  • they will quicken

Toekomende tijd I

  • ik zal reactiveren
  • jij zult reactiveren
  • hij/zij/het zal reactiveren
  • wij zullen reactiveren
  • jullie zullen reactiveren
  • zij zullen reactiveren

Future perfect

  • I will have quickened
  • you will have quickened
  • he/she/it will have quickened
  • we will have quickened
  • you will have quickened
  • they will have quickened

Toekomende tijd II

  • ik zal gereactiveerd hebben
  • jij zult gereactiveerd hebben
  • hij/zij/het zal gereactiveerd hebben
  • wij zullen gereactiveerd hebben
  • jullie zullen gereactiveerd hebben
  • zij zullen gereactiveerd hebben

Conditional present

  • I would quicken
  • you would quicken
  • he/she/it would quicken
  • we would quicken
  • you would quicken
  • they would quicken

Conditionalis I

  • ik zou reactiveren
  • jij zou reactiveren
  • hij/zij/het zou reactiveren
  • wij zouden reactiveren
  • jullie zouden reactiveren
  • zij zouden reactiveren

Conditional perfect

  • I would have quickened
  • you would have quickened
  • he/she/it would have quickened
  • we would have quickened
  • you would have quickened
  • they would have quickened

Conditionalis II

  • ik zou hebben gereactiveerd
  • jij zou hebben gereactiveerd
  • hij/zij/het zou hebben gereactiveerd
  • wij zouden hebben gereactiveerd
  • jullie zouden hebben gereactiveerd
  • zij zouden hebben gereactiveerd

Imperative

  • you quicken
  • you quicken

Imperatief

  • jij reactiveer
  • jullie reactiveert

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van quicken