Vervoeging van raden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik raad
  • jij raadt
  • hij/zij/het raadt
  • wij raden
  • jullie raden
  • zij raden

Present

  • I estimate
  • you estimate
  • he/she/it estimates
  • we estimate
  • you estimate
  • they estimate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ried
  • jij ried
  • hij/zij/het ried
  • wij rieden
  • jullie rieden
  • zij rieden

Simple past

  • I estimated
  • you estimated
  • he/she/it estimated
  • we estimated
  • you estimated
  • they estimated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geraden
  • jij hebt geraden
  • hij/zij/het heeft geraden
  • wij hebben geraden
  • jullie hebben geraden
  • zij hebben geraden

Present perfect

  • I have estimated
  • you have estimated
  • he/she/it has estimated
  • we have estimated
  • you have estimated
  • they have estimated

Voltooid verleden tijd

  • ik had geraden
  • jij had geraden
  • hij/zij/het had geraden
  • wij hadden geraden
  • jullie hadden geraden
  • zij hadden geraden

Past perfect

  • I had estimated
  • you had estimated
  • he/she/it had estimated
  • we had estimated
  • you had estimated
  • they had estimated

Toekomende tijd I

  • ik zal raden
  • jij zult raden
  • hij/zij/het zal raden
  • wij zullen raden
  • jullie zullen raden
  • zij zullen raden

Future

  • I will estimate
  • you will estimate
  • he/she/it will estimate
  • we will estimate
  • you will estimate
  • they will estimate

Toekomende tijd II

  • ik zal geraden hebben
  • jij zult geraden hebben
  • hij/zij/het zal geraden hebben
  • wij zullen geraden hebben
  • jullie zullen geraden hebben
  • zij zullen geraden hebben

Future perfect

  • I will have estimated
  • you will have estimated
  • he/she/it will have estimated
  • we will have estimated
  • you will have estimated
  • they will have estimated

Conditionalis I

  • ik zou raden
  • jij zou raden
  • hij/zij/het zou raden
  • wij zouden raden
  • jullie zouden raden
  • zij zouden raden

Conditional present

  • I would estimate
  • you would estimate
  • he/she/it would estimate
  • we would estimate
  • you would estimate
  • they would estimate

Conditionalis II

  • ik zou hebben geraden
  • jij zou hebben geraden
  • hij/zij/het zou hebben geraden
  • wij zouden hebben geraden
  • jullie zouden hebben geraden
  • zij zouden hebben geraden

Conditional perfect

  • I would have estimated
  • you would have estimated
  • he/she/it would have estimated
  • we would have estimated
  • you would have estimated
  • they would have estimated

Imperatief

  • jij raad
  • jullie raadt

Imperative

  • you estimate
  • you estimate