Vervoeging van ramen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raam
- jij raamt
- hij/zij/het raamt
- wij ramen
- jullie ramen
- zij ramen
Present
- I value
- you value
- he/she/it values
- we value
- you value
- they value
Onvoltooid verleden tijd
- ik raamde
- jij raamde
- hij/zij/het raamde
- wij raamden
- jullie raamden
- zij raamden
Simple past
- I valued
- you valued
- he/she/it valued
- we valued
- you valued
- they valued
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geraamd
- jij hebt geraamd
- hij/zij/het heeft geraamd
- wij hebben geraamd
- jullie hebben geraamd
- zij hebben geraamd
Present perfect
- I have valued
- you have valued
- he/she/it has valued
- we have valued
- you have valued
- they have valued
Voltooid verleden tijd
- ik had geraamd
- jij had geraamd
- hij/zij/het had geraamd
- wij hadden geraamd
- jullie hadden geraamd
- zij hadden geraamd
Past perfect
- I had valued
- you had valued
- he/she/it had valued
- we had valued
- you had valued
- they had valued
Toekomende tijd I
- ik zal ramen
- jij zult ramen
- hij/zij/het zal ramen
- wij zullen ramen
- jullie zullen ramen
- zij zullen ramen
Future
- I will value
- you will value
- he/she/it will value
- we will value
- you will value
- they will value
Toekomende tijd II
- ik zal geraamd hebben
- jij zult geraamd hebben
- hij/zij/het zal geraamd hebben
- wij zullen geraamd hebben
- jullie zullen geraamd hebben
- zij zullen geraamd hebben
Future perfect
- I will have valued
- you will have valued
- he/she/it will have valued
- we will have valued
- you will have valued
- they will have valued
Conditionalis I
- ik zou ramen
- jij zou ramen
- hij/zij/het zou ramen
- wij zouden ramen
- jullie zouden ramen
- zij zouden ramen
Conditional present
- I would value
- you would value
- he/she/it would value
- we would value
- you would value
- they would value
Conditionalis II
- ik zou hebben geraamd
- jij zou hebben geraamd
- hij/zij/het zou hebben geraamd
- wij zouden hebben geraamd
- jullie zouden hebben geraamd
- zij zouden hebben geraamd
Conditional perfect
- I would have valued
- you would have valued
- he/she/it would have valued
- we would have valued
- you would have valued
- they would have valued
Imperatief
- jij raam
- jullie raamt
Imperative
- you value
- you value