Vervoeging van rapporteren
Onbepaalde wijs (infinitief): rapporteren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rapporteer
- jij rapporteert
- hij/zij/het rapporteert
- wij rapporteren
- jullie rapporteren
- zij rapporteren
Present
- I describe
- you describe
- he/she/it describes
- we describe
- you describe
- they describe
Onvoltooid verleden tijd
- ik rapporteerde
- jij rapporteerde
- hij/zij/het rapporteerde
- wij rapporteerden
- jullie rapporteerden
- zij rapporteerden
Simple past
- I described
- you described
- he/she/it described
- we described
- you described
- they described
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerapporteerd
- jij hebt gerapporteerd
- hij/zij/het heeft gerapporteerd
- wij hebben gerapporteerd
- jullie hebben gerapporteerd
- zij hebben gerapporteerd
Present perfect
- I have described
- you have described
- he/she/it has described
- we have described
- you have described
- they have described
Voltooid verleden tijd
- ik had gerapporteerd
- jij had gerapporteerd
- hij/zij/het had gerapporteerd
- wij hadden gerapporteerd
- jullie hadden gerapporteerd
- zij hadden gerapporteerd
Past perfect
- I had described
- you had described
- he/she/it had described
- we had described
- you had described
- they had described
Toekomende tijd I
- ik zal rapporteren
- jij zult rapporteren
- hij/zij/het zal rapporteren
- wij zullen rapporteren
- jullie zullen rapporteren
- zij zullen rapporteren
Future
- I will describe
- you will describe
- he/she/it will describe
- we will describe
- you will describe
- they will describe
Toekomende tijd II
- ik zal gerapporteerd hebben
- jij zult gerapporteerd hebben
- hij/zij/het zal gerapporteerd hebben
- wij zullen gerapporteerd hebben
- jullie zullen gerapporteerd hebben
- zij zullen gerapporteerd hebben
Future perfect
- I will have described
- you will have described
- he/she/it will have described
- we will have described
- you will have described
- they will have described
Conditionalis I
- ik zou rapporteren
- jij zou rapporteren
- hij/zij/het zou rapporteren
- wij zouden rapporteren
- jullie zouden rapporteren
- zij zouden rapporteren
Conditional present
- I would describe
- you would describe
- he/she/it would describe
- we would describe
- you would describe
- they would describe
Conditionalis II
- ik zou hebben gerapporteerd
- jij zou hebben gerapporteerd
- hij/zij/het zou hebben gerapporteerd
- wij zouden hebben gerapporteerd
- jullie zouden hebben gerapporteerd
- zij zouden hebben gerapporteerd
Conditional perfect
- I would have described
- you would have described
- he/she/it would have described
- we would have described
- you would have described
- they would have described
Imperatief
- jij rapporteer
- jullie rapporteert
Imperative
- you describe
- you describe