Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it ravens
  • they raven

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verzwelgt
  • zij verzwelgen

Simple past

  • he/she/it ravened
  • they ravened

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verzwolg
  • zij verzwolgen

Present perfect

  • he/she/it has ravened
  • they have ravened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft verzwolgen
  • zij hebben verzwolgen

Past perfect

  • he/she/it had ravened
  • they had ravened

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had verzwolgen
  • zij hadden verzwolgen

Future

  • he/she/it will raven
  • they will raven

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verzwelgen
  • zij zult verzwelgen

Future perfect

  • he/she/it will have ravened
  • they will have ravened

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verzwolgen hebben
  • zij zult verzwolgen hebben

Conditional present

  • he/she/it would raven
  • they would raven

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verzwelgen
  • zij zullen verzwelgen

Conditional perfect

  • he/she/it would have ravened
  • they would have ravened

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben verzwolgen
  • zij zullen hebben verzwolgen

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van raven