Vervoeging van recenseren
Onbepaalde wijs (infinitief): recenseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik recenseer
- jij recenseert
- hij/zij/het recenseert
- wij recenseren
- jullie recenseren
- zij recenseren
Present
- I critique
- you critique
- he/she/it critiques
- we critique
- you critique
- they critique
Onvoltooid verleden tijd
- ik recenseerde
- jij recenseerde
- hij/zij/het recenseerde
- wij recenseerden
- jullie recenseerden
- zij recenseerden
Simple past
- I critiqued
- you critiqued
- he/she/it critiqued
- we critiqued
- you critiqued
- they critiqued
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerecenseerd
- jij hebt gerecenseerd
- hij/zij/het heeft gerecenseerd
- wij hebben gerecenseerd
- jullie hebben gerecenseerd
- zij hebben gerecenseerd
Present perfect
- I have critiqued
- you have critiqued
- he/she/it has critiqued
- we have critiqued
- you have critiqued
- they have critiqued
Voltooid verleden tijd
- ik had gerecenseerd
- jij had gerecenseerd
- hij/zij/het had gerecenseerd
- wij hadden gerecenseerd
- jullie hadden gerecenseerd
- zij hadden gerecenseerd
Past perfect
- I had critiqued
- you had critiqued
- he/she/it had critiqued
- we had critiqued
- you had critiqued
- they had critiqued
Toekomende tijd I
- ik zal recenseren
- jij zult recenseren
- hij/zij/het zal recenseren
- wij zullen recenseren
- jullie zullen recenseren
- zij zullen recenseren
Future
- I will critique
- you will critique
- he/she/it will critique
- we will critique
- you will critique
- they will critique
Toekomende tijd II
- ik zal gerecenseerd hebben
- jij zult gerecenseerd hebben
- hij/zij/het zal gerecenseerd hebben
- wij zullen gerecenseerd hebben
- jullie zullen gerecenseerd hebben
- zij zullen gerecenseerd hebben
Future perfect
- I will have critiqued
- you will have critiqued
- he/she/it will have critiqued
- we will have critiqued
- you will have critiqued
- they will have critiqued
Conditionalis I
- ik zou recenseren
- jij zou recenseren
- hij/zij/het zou recenseren
- wij zouden recenseren
- jullie zouden recenseren
- zij zouden recenseren
Conditional present
- I would critique
- you would critique
- he/she/it would critique
- we would critique
- you would critique
- they would critique
Conditionalis II
- ik zou hebben gerecenseerd
- jij zou hebben gerecenseerd
- hij/zij/het zou hebben gerecenseerd
- wij zouden hebben gerecenseerd
- jullie zouden hebben gerecenseerd
- zij zouden hebben gerecenseerd
Conditional perfect
- I would have critiqued
- you would have critiqued
- he/she/it would have critiqued
- we would have critiqued
- you would have critiqued
- they would have critiqued
Imperatief
- jij recenseer
- jullie recenseert
Imperative
- you critique
- you critique