Vervoeging van refurbish

Engels

Nederlands

Present

  • I refurbish
  • you refurbish
  • he/she/it refurbishes
  • we refurbish
  • you refurbish
  • they refurbish

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wrijf op
  • jij wrijft op
  • hij/zij/het wrijft op
  • wij wrijven op
  • jullie wrijven op
  • zij wrijven op

Simple past

  • I refurbished
  • you refurbished
  • he/she/it refurbished
  • we refurbished
  • you refurbished
  • they refurbished

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wreef op
  • jij wreef op
  • hij/zij/het wreef op
  • wij wreven op
  • jullie wreven op
  • zij wreven op

Present perfect

  • I have refurbished
  • you have refurbished
  • he/she/it has refurbished
  • we have refurbished
  • you have refurbished
  • they have refurbished

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgewreven
  • jij hebt opgewreven
  • hij/zij/het heeft opgewreven
  • wij hebben opgewreven
  • jullie hebben opgewreven
  • zij hebben opgewreven

Past perfect

  • I had refurbished
  • you had refurbished
  • he/she/it had refurbished
  • we had refurbished
  • you had refurbished
  • they had refurbished

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgewreven
  • jij had opgewreven
  • hij/zij/het had opgewreven
  • wij hadden opgewreven
  • jullie hadden opgewreven
  • zij hadden opgewreven

Future

  • I will refurbish
  • you will refurbish
  • he/she/it will refurbish
  • we will refurbish
  • you will refurbish
  • they will refurbish

Toekomende tijd I

  • ik zal opwrijven
  • jij zult opwrijven
  • hij/zij/het zal opwrijven
  • wij zullen opwrijven
  • jullie zullen opwrijven
  • zij zullen opwrijven

Future perfect

  • I will have refurbished
  • you will have refurbished
  • he/she/it will have refurbished
  • we will have refurbished
  • you will have refurbished
  • they will have refurbished

Toekomende tijd II

  • ik zal opgewreven hebben
  • jij zult opgewreven hebben
  • hij/zij/het zal opgewreven hebben
  • wij zullen opgewreven hebben
  • jullie zullen opgewreven hebben
  • zij zullen opgewreven hebben

Conditional present

  • I would refurbish
  • you would refurbish
  • he/she/it would refurbish
  • we would refurbish
  • you would refurbish
  • they would refurbish

Conditionalis I

  • ik zou opwrijven
  • jij zou opwrijven
  • hij/zij/het zou opwrijven
  • wij zouden opwrijven
  • jullie zouden opwrijven
  • zij zouden opwrijven

Conditional perfect

  • I would have refurbished
  • you would have refurbished
  • he/she/it would have refurbished
  • we would have refurbished
  • you would have refurbished
  • they would have refurbished

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgewreven
  • jij zou hebben opgewreven
  • hij/zij/het zou hebben opgewreven
  • wij zouden hebben opgewreven
  • jullie zouden hebben opgewreven
  • zij zouden hebben opgewreven

Imperative

  • you refurbish
  • you refurbish

Imperatief

  • jij wrijf op
  • jullie wrijft op

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van refurbish