Vervoeging van regeren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik regeer
  • jij regeert
  • hij/zij/het regeert
  • wij regeren
  • jullie regeren
  • zij regeren

Indicativo presente

  • yo capitaneo
  • capitaneas
  • él/ella capitanea
  • nosotros capitaneamos
  • vosotros capitaneáis
  • ellos/ellas capitanean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik regeerde
  • jij regeerde
  • hij/zij/het regeerde
  • wij regeerden
  • jullie regeerden
  • zij regeerden

Indefinido

  • yo capitaneé
  • capitaneaste
  • él/ella capitaneó
  • nosotros capitaneamos
  • vosotros capitaneasteis
  • ellos/ellas capitanearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geregeerd
  • jij hebt geregeerd
  • hij/zij/het heeft geregeerd
  • wij hebben geregeerd
  • jullie hebben geregeerd
  • zij hebben geregeerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he capitaneado
  • has capitaneado
  • él/ella ha capitaneado
  • nosotros hemos capitaneado
  • vosotros habéis capitaneado
  • ellos/ellas han capitaneado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geregeerd
  • jij had geregeerd
  • hij/zij/het had geregeerd
  • wij hadden geregeerd
  • jullie hadden geregeerd
  • zij hadden geregeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había capitaneado
  • habías capitaneado
  • él/ella había capitaneado
  • nosotros habíamos capitaneado
  • vosotros habíais capitaneado
  • ellos/ellas habían capitaneado

Toekomende tijd I

  • ik zal regeren
  • jij zult regeren
  • hij/zij/het zal regeren
  • wij zullen regeren
  • jullie zullen regeren
  • zij zullen regeren

Futuro I

  • yo capitanearé
  • capitanearás
  • él/ella capitaneará
  • nosotros capitanearemos
  • vosotros capitanearéis
  • ellos/ellas capitanearán

Toekomende tijd II

  • ik zal geregeerd hebben
  • jij zult geregeerd hebben
  • hij/zij/het zal geregeerd hebben
  • wij zullen geregeerd hebben
  • jullie zullen geregeerd hebben
  • zij zullen geregeerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré capitaneado
  • habrás capitaneado
  • él/ella habrá capitaneado
  • nosotros habremos capitaneado
  • vosotros habréis capitaneado
  • ellos/ellas habrán capitaneado

Conditionalis I

  • ik zou regeren
  • jij zou regeren
  • hij/zij/het zou regeren
  • wij zouden regeren
  • jullie zouden regeren
  • zij zouden regeren

Condicional

  • yo capitanearía
  • capitanearías
  • él/ella capitanearía
  • nosotros capitanearíamos
  • vosotros capitanearíais
  • ellos/ellas capitanearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geregeerd
  • jij zou hebben geregeerd
  • hij/zij/het zou hebben geregeerd
  • wij zouden hebben geregeerd
  • jullie zouden hebben geregeerd
  • zij zouden hebben geregeerd

Condicional perfecto

  • yo habría capitaneado
  • habrías capitaneado
  • él/ella habría capitaneado
  • nosotros habríamos capitaneado
  • vosotros habríais capitaneado
  • ellos/ellas habrían capitaneado

Imperatief

  • jij regeer
  • jullie regeert

Imperativo presente

  • capitanea
  • vosotros capitanead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van regeren