Vervoeging van rekenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik reken
- jij rekent
- hij/zij/het rekent
- wij rekenen
- jullie rekenen
- zij rekenen
Indicativo presente
- yo exijo
- tú exiges
- él/ella exige
- nosotros exigimos
- vosotros exigís
- ellos/ellas exigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik rekende
- jij rekende
- hij/zij/het rekende
- wij rekenden
- jullie rekenden
- zij rekenden
Indefinido
- yo exigí
- tú exigiste
- él/ella exigió
- nosotros exigimos
- vosotros exigisteis
- ellos/ellas exigieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerekend
- jij hebt gerekend
- hij/zij/het heeft gerekend
- wij hebben gerekend
- jullie hebben gerekend
- zij hebben gerekend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he exigido
- tú has exigido
- él/ella ha exigido
- nosotros hemos exigido
- vosotros habéis exigido
- ellos/ellas han exigido
Voltooid verleden tijd
- ik had gerekend
- jij had gerekend
- hij/zij/het had gerekend
- wij hadden gerekend
- jullie hadden gerekend
- zij hadden gerekend
Pluscuamperfecto
- yo había exigido
- tú habías exigido
- él/ella había exigido
- nosotros habíamos exigido
- vosotros habíais exigido
- ellos/ellas habían exigido
Toekomende tijd I
- ik zal rekenen
- jij zult rekenen
- hij/zij/het zal rekenen
- wij zullen rekenen
- jullie zullen rekenen
- zij zullen rekenen
Futuro I
- yo exigiré
- tú exigirás
- él/ella exigirá
- nosotros exigiremos
- vosotros exigiréis
- ellos/ellas exigirán
Toekomende tijd II
- ik zal gerekend hebben
- jij zult gerekend hebben
- hij/zij/het zal gerekend hebben
- wij zullen gerekend hebben
- jullie zullen gerekend hebben
- zij zullen gerekend hebben
Futuro perfecto
- yo habré exigido
- tú habrás exigido
- él/ella habrá exigido
- nosotros habremos exigido
- vosotros habréis exigido
- ellos/ellas habrán exigido
Conditionalis I
- ik zou rekenen
- jij zou rekenen
- hij/zij/het zou rekenen
- wij zouden rekenen
- jullie zouden rekenen
- zij zouden rekenen
Condicional
- yo exigiría
- tú exigirías
- él/ella exigiría
- nosotros exigiríamos
- vosotros exigiríais
- ellos/ellas exigirían
Conditionalis II
- ik zou hebben gerekend
- jij zou hebben gerekend
- hij/zij/het zou hebben gerekend
- wij zouden hebben gerekend
- jullie zouden hebben gerekend
- zij zouden hebben gerekend
Condicional perfecto
- yo habría exigido
- tú habrías exigido
- él/ella habría exigido
- nosotros habríamos exigido
- vosotros habríais exigido
- ellos/ellas habrían exigido
Imperatief
- jij reken
- jullie rekent
Imperativo presente
- tú exige
- vosotros exigid