Engels

Nederlands

Present

  • I remove
  • you remove
  • he/she/it removes
  • we remove
  • you remove
  • they remove

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik transfereer
  • jij transfereert
  • hij/zij/het transfereert
  • wij transfereren
  • jullie transfereren
  • zij transfereren

Simple past

  • I removed
  • you removed
  • he/she/it removed
  • we removed
  • you removed
  • they removed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik transfereerde
  • jij transfereerde
  • hij/zij/het transfereerde
  • wij transfereerden
  • jullie transfereerden
  • zij transfereerden

Present perfect

  • I have removed
  • you have removed
  • he/she/it has removed
  • we have removed
  • you have removed
  • they have removed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getransfereerd
  • jij hebt getransfereerd
  • hij/zij/het heeft getransfereerd
  • wij hebben getransfereerd
  • jullie hebben getransfereerd
  • zij hebben getransfereerd

Past perfect

  • I had removed
  • you had removed
  • he/she/it had removed
  • we had removed
  • you had removed
  • they had removed

Voltooid verleden tijd

  • ik had getransfereerd
  • jij had getransfereerd
  • hij/zij/het had getransfereerd
  • wij hadden getransfereerd
  • jullie hadden getransfereerd
  • zij hadden getransfereerd

Future

  • I will remove
  • you will remove
  • he/she/it will remove
  • we will remove
  • you will remove
  • they will remove

Toekomende tijd I

  • ik zal transfereren
  • jij zult transfereren
  • hij/zij/het zal transfereren
  • wij zullen transfereren
  • jullie zullen transfereren
  • zij zullen transfereren

Future perfect

  • I will have removed
  • you will have removed
  • he/she/it will have removed
  • we will have removed
  • you will have removed
  • they will have removed

Toekomende tijd II

  • ik zal getransfereerd hebben
  • jij zult getransfereerd hebben
  • hij/zij/het zal getransfereerd hebben
  • wij zullen getransfereerd hebben
  • jullie zullen getransfereerd hebben
  • zij zullen getransfereerd hebben

Conditional present

  • I would remove
  • you would remove
  • he/she/it would remove
  • we would remove
  • you would remove
  • they would remove

Conditionalis I

  • ik zou transfereren
  • jij zou transfereren
  • hij/zij/het zou transfereren
  • wij zouden transfereren
  • jullie zouden transfereren
  • zij zouden transfereren

Conditional perfect

  • I would have removed
  • you would have removed
  • he/she/it would have removed
  • we would have removed
  • you would have removed
  • they would have removed

Conditionalis II

  • ik zou hebben getransfereerd
  • jij zou hebben getransfereerd
  • hij/zij/het zou hebben getransfereerd
  • wij zouden hebben getransfereerd
  • jullie zouden hebben getransfereerd
  • zij zouden hebben getransfereerd

Imperative

  • you remove
  • you remove

Imperatief

  • jij transfereer
  • jullie transfereert

Verwijzingen

Bekijk 15 definitie(s) van remove