Vervoeging van rescriberen
Onbepaalde wijs (infinitief): rescriberen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rescribeer
- jij rescribeert
- hij/zij/het rescribeert
- wij rescriberen
- jullie rescriberen
- zij rescriberen
Present
- I respond
- you respond
- he/she/it responds
- we respond
- you respond
- they respond
Onvoltooid verleden tijd
- ik rescribeerde
- jij rescribeerde
- hij/zij/het rescribeerde
- wij rescribeerden
- jullie rescribeerden
- zij rescribeerden
Simple past
- I responded
- you responded
- he/she/it responded
- we responded
- you responded
- they responded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerescribeerd
- jij hebt gerescribeerd
- hij/zij/het heeft gerescribeerd
- wij hebben gerescribeerd
- jullie hebben gerescribeerd
- zij hebben gerescribeerd
Present perfect
- I have responded
- you have responded
- he/she/it has responded
- we have responded
- you have responded
- they have responded
Voltooid verleden tijd
- ik had gerescribeerd
- jij had gerescribeerd
- hij/zij/het had gerescribeerd
- wij hadden gerescribeerd
- jullie hadden gerescribeerd
- zij hadden gerescribeerd
Past perfect
- I had responded
- you had responded
- he/she/it had responded
- we had responded
- you had responded
- they had responded
Toekomende tijd I
- ik zal rescriberen
- jij zult rescriberen
- hij/zij/het zal rescriberen
- wij zullen rescriberen
- jullie zullen rescriberen
- zij zullen rescriberen
Future
- I will respond
- you will respond
- he/she/it will respond
- we will respond
- you will respond
- they will respond
Toekomende tijd II
- ik zal gerescribeerd hebben
- jij zult gerescribeerd hebben
- hij/zij/het zal gerescribeerd hebben
- wij zullen gerescribeerd hebben
- jullie zullen gerescribeerd hebben
- zij zullen gerescribeerd hebben
Future perfect
- I will have responded
- you will have responded
- he/she/it will have responded
- we will have responded
- you will have responded
- they will have responded
Conditionalis I
- ik zou rescriberen
- jij zou rescriberen
- hij/zij/het zou rescriberen
- wij zouden rescriberen
- jullie zouden rescriberen
- zij zouden rescriberen
Conditional present
- I would respond
- you would respond
- he/she/it would respond
- we would respond
- you would respond
- they would respond
Conditionalis II
- ik zou hebben gerescribeerd
- jij zou hebben gerescribeerd
- hij/zij/het zou hebben gerescribeerd
- wij zouden hebben gerescribeerd
- jullie zouden hebben gerescribeerd
- zij zouden hebben gerescribeerd
Conditional perfect
- I would have responded
- you would have responded
- he/she/it would have responded
- we would have responded
- you would have responded
- they would have responded
Imperatief
- jij rescribeer
- jullie rescribeert
Imperative
- you respond
- you respond