Vervoeging van robbedoezen
Onbepaalde wijs (infinitief): robbedoezen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik robbedoes
- jij robbedoest
- hij/zij/het robbedoest
- wij robbedoezen
- jullie robbedoezen
- zij robbedoezen
Indicativo presente
- yo loqueo
- tú loqueas
- él/ella loquea
- nosotros loqueamos
- vosotros loqueáis
- ellos/ellas loquean
Onvoltooid verleden tijd
- ik robbedoesde
- jij robbedoesde
- hij/zij/het robbedoesde
- wij robbedoesden
- jullie robbedoesden
- zij robbedoesden
Indefinido
- yo loqueé
- tú loqueaste
- él/ella loqueó
- nosotros loqueamos
- vosotros loqueasteis
- ellos/ellas loquearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerobbedoesd
- jij hebt gerobbedoesd
- hij/zij/het heeft gerobbedoesd
- wij hebben gerobbedoesd
- jullie hebben gerobbedoesd
- zij hebben gerobbedoesd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he loqueado
- tú has loqueado
- él/ella ha loqueado
- nosotros hemos loqueado
- vosotros habéis loqueado
- ellos/ellas han loqueado
Voltooid verleden tijd
- ik had gerobbedoesd
- jij had gerobbedoesd
- hij/zij/het had gerobbedoesd
- wij hadden gerobbedoesd
- jullie hadden gerobbedoesd
- zij hadden gerobbedoesd
Pluscuamperfecto
- yo había loqueado
- tú habías loqueado
- él/ella había loqueado
- nosotros habíamos loqueado
- vosotros habíais loqueado
- ellos/ellas habían loqueado
Toekomende tijd I
- ik zal robbedoezen
- jij zult robbedoezen
- hij/zij/het zal robbedoezen
- wij zullen robbedoezen
- jullie zullen robbedoezen
- zij zullen robbedoezen
Futuro I
- yo loquearé
- tú loquearás
- él/ella loqueará
- nosotros loquearemos
- vosotros loquearéis
- ellos/ellas loquearán
Toekomende tijd II
- ik zal gerobbedoesd hebben
- jij zult gerobbedoesd hebben
- hij/zij/het zal gerobbedoesd hebben
- wij zullen gerobbedoesd hebben
- jullie zullen gerobbedoesd hebben
- zij zullen gerobbedoesd hebben
Futuro perfecto
- yo habré loqueado
- tú habrás loqueado
- él/ella habrá loqueado
- nosotros habremos loqueado
- vosotros habréis loqueado
- ellos/ellas habrán loqueado
Conditionalis I
- ik zou robbedoezen
- jij zou robbedoezen
- hij/zij/het zou robbedoezen
- wij zouden robbedoezen
- jullie zouden robbedoezen
- zij zouden robbedoezen
Condicional
- yo loquearía
- tú loquearías
- él/ella loquearía
- nosotros loquearíamos
- vosotros loquearíais
- ellos/ellas loquearían
Conditionalis II
- ik zou hebben gerobbedoesd
- jij zou hebben gerobbedoesd
- hij/zij/het zou hebben gerobbedoesd
- wij zouden hebben gerobbedoesd
- jullie zouden hebben gerobbedoesd
- zij zouden hebben gerobbedoesd
Condicional perfecto
- yo habría loqueado
- tú habrías loqueado
- él/ella habría loqueado
- nosotros habríamos loqueado
- vosotros habríais loqueado
- ellos/ellas habrían loqueado
Imperatief
- jij robbedoes
- jullie robbedoest
Imperativo presente
- tú loquea
- vosotros loquead