Vervoeging van sarren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sar
- jij sart
- hij/zij/het sart
- wij sarren
- jullie sarren
- zij sarren
Present
- I taunt
- you taunt
- he/she/it taunts
- we taunt
- you taunt
- they taunt
Onvoltooid verleden tijd
- ik sarde
- jij sarde
- hij/zij/het sarde
- wij sarden
- jullie sarden
- zij sarden
Simple past
- I taunted
- you taunted
- he/she/it taunted
- we taunted
- you taunted
- they taunted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesard
- jij hebt gesard
- hij/zij/het heeft gesard
- wij hebben gesard
- jullie hebben gesard
- zij hebben gesard
Present perfect
- I have taunted
- you have taunted
- he/she/it has taunted
- we have taunted
- you have taunted
- they have taunted
Voltooid verleden tijd
- ik had gesard
- jij had gesard
- hij/zij/het had gesard
- wij hadden gesard
- jullie hadden gesard
- zij hadden gesard
Past perfect
- I had taunted
- you had taunted
- he/she/it had taunted
- we had taunted
- you had taunted
- they had taunted
Toekomende tijd I
- ik zal sarren
- jij zult sarren
- hij/zij/het zal sarren
- wij zullen sarren
- jullie zullen sarren
- zij zullen sarren
Future
- I will taunt
- you will taunt
- he/she/it will taunt
- we will taunt
- you will taunt
- they will taunt
Toekomende tijd II
- ik zal gesard hebben
- jij zult gesard hebben
- hij/zij/het zal gesard hebben
- wij zullen gesard hebben
- jullie zullen gesard hebben
- zij zullen gesard hebben
Future perfect
- I will have taunted
- you will have taunted
- he/she/it will have taunted
- we will have taunted
- you will have taunted
- they will have taunted
Conditionalis I
- ik zou sarren
- jij zou sarren
- hij/zij/het zou sarren
- wij zouden sarren
- jullie zouden sarren
- zij zouden sarren
Conditional present
- I would taunt
- you would taunt
- he/she/it would taunt
- we would taunt
- you would taunt
- they would taunt
Conditionalis II
- ik zou hebben gesard
- jij zou hebben gesard
- hij/zij/het zou hebben gesard
- wij zouden hebben gesard
- jullie zouden hebben gesard
- zij zouden hebben gesard
Conditional perfect
- I would have taunted
- you would have taunted
- he/she/it would have taunted
- we would have taunted
- you would have taunted
- they would have taunted
Imperatief
- jij sar
- jullie sart
Imperative
- you taunt
- you taunt