Vervoeging van schooien
Onbepaalde wijs (infinitief): schooien
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schooi
- jij schooit
- hij/zij/het schooit
- wij schooien
- jullie schooien
- zij schooien
Present
- I beg
- you beg
- he/she/it begs
- we beg
- you beg
- they beg
Onvoltooid verleden tijd
- ik schooide
- jij schooide
- hij/zij/het schooide
- wij schooiden
- jullie schooiden
- zij schooiden
Simple past
- I begged
- you begged
- he/she/it begged
- we begged
- you begged
- they begged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschooid
- jij hebt geschooid
- hij/zij/het heeft geschooid
- wij hebben geschooid
- jullie hebben geschooid
- zij hebben geschooid
Present perfect
- I have begged
- you have begged
- he/she/it has begged
- we have begged
- you have begged
- they have begged
Voltooid verleden tijd
- ik had geschooid
- jij had geschooid
- hij/zij/het had geschooid
- wij hadden geschooid
- jullie hadden geschooid
- zij hadden geschooid
Past perfect
- I had begged
- you had begged
- he/she/it had begged
- we had begged
- you had begged
- they had begged
Toekomende tijd I
- ik zal schooien
- jij zult schooien
- hij/zij/het zal schooien
- wij zullen schooien
- jullie zullen schooien
- zij zullen schooien
Future
- I will beg
- you will beg
- he/she/it will beg
- we will beg
- you will beg
- they will beg
Toekomende tijd II
- ik zal geschooid hebben
- jij zult geschooid hebben
- hij/zij/het zal geschooid hebben
- wij zullen geschooid hebben
- jullie zullen geschooid hebben
- zij zullen geschooid hebben
Future perfect
- I will have begged
- you will have begged
- he/she/it will have begged
- we will have begged
- you will have begged
- they will have begged
Conditionalis I
- ik zou schooien
- jij zou schooien
- hij/zij/het zou schooien
- wij zouden schooien
- jullie zouden schooien
- zij zouden schooien
Conditional present
- I would beg
- you would beg
- he/she/it would beg
- we would beg
- you would beg
- they would beg
Conditionalis II
- ik zou hebben geschooid
- jij zou hebben geschooid
- hij/zij/het zou hebben geschooid
- wij zouden hebben geschooid
- jullie zouden hebben geschooid
- zij zouden hebben geschooid
Conditional perfect
- I would have begged
- you would have begged
- he/she/it would have begged
- we would have begged
- you would have begged
- they would have begged
Imperatief
- jij schooi
- jullie schooit
Imperative
- you beg
- you beg