Vervoeging van schrijden
Onbepaalde wijs (infinitief): schrijden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schrijd
- jij schrijdt
- hij/zij/het schrijdt
- wij schrijden
- jullie schrijden
- zij schrijden
Indicativo presente
- yo gestiono
- tú gestionas
- él/ella gestiona
- nosotros gestionamos
- vosotros gestionáis
- ellos/ellas gestionan
Onvoltooid verleden tijd
- ik schreed
- jij schreed
- hij/zij/het schreed
- wij schreden
- jullie schreden
- zij schreden
Indefinido
- yo gestioné
- tú gestionaste
- él/ella gestionó
- nosotros gestionamos
- vosotros gestionasteis
- ellos/ellas gestionaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschreden
- jij hebt geschreden
- hij/zij/het heeft geschreden
- wij hebben geschreden
- jullie hebben geschreden
- zij hebben geschreden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he gestionado
- tú has gestionado
- él/ella ha gestionado
- nosotros hemos gestionado
- vosotros habéis gestionado
- ellos/ellas han gestionado
Voltooid verleden tijd
- ik had geschreden
- jij had geschreden
- hij/zij/het had geschreden
- wij hadden geschreden
- jullie hadden geschreden
- zij hadden geschreden
Pluscuamperfecto
- yo había gestionado
- tú habías gestionado
- él/ella había gestionado
- nosotros habíamos gestionado
- vosotros habíais gestionado
- ellos/ellas habían gestionado
Toekomende tijd I
- ik zal schrijden
- jij zult schrijden
- hij/zij/het zal schrijden
- wij zullen schrijden
- jullie zullen schrijden
- zij zullen schrijden
Futuro I
- yo gestionaré
- tú gestionarás
- él/ella gestionará
- nosotros gestionaremos
- vosotros gestionaréis
- ellos/ellas gestionarán
Toekomende tijd II
- ik zal geschreden hebben
- jij zult geschreden hebben
- hij/zij/het zal geschreden hebben
- wij zullen geschreden hebben
- jullie zullen geschreden hebben
- zij zullen geschreden hebben
Futuro perfecto
- yo habré gestionado
- tú habrás gestionado
- él/ella habrá gestionado
- nosotros habremos gestionado
- vosotros habréis gestionado
- ellos/ellas habrán gestionado
Conditionalis I
- ik zou schrijden
- jij zou schrijden
- hij/zij/het zou schrijden
- wij zouden schrijden
- jullie zouden schrijden
- zij zouden schrijden
Condicional
- yo gestionaría
- tú gestionarías
- él/ella gestionaría
- nosotros gestionaríamos
- vosotros gestionaríais
- ellos/ellas gestionarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geschreden
- jij zou hebben geschreden
- hij/zij/het zou hebben geschreden
- wij zouden hebben geschreden
- jullie zouden hebben geschreden
- zij zouden hebben geschreden
Condicional perfecto
- yo habría gestionado
- tú habrías gestionado
- él/ella habría gestionado
- nosotros habríamos gestionado
- vosotros habríais gestionado
- ellos/ellas habrían gestionado
Imperatief
- jij schrijd
- jullie schrijdt
Imperativo presente
- tú gestiona
- vosotros gestionad