Vervoeging van see
Onbepaalde wijs (infinitief): to see
68 alternatieve vertalingen
- aanmerken
- aanschouwen
- aantreffen
- achten
- achterhalen
- afgaan
- afkijken
- afwegen
- begrijpen
- bekijken
- beleven
- beschouwen
- beseffen
- bevatten
- bevinden
- bezichtigen
- bezoeken
- bijwonen
- blikken
- construeren
- corrigeren
- doorleven
- geloven
- hertellen
- horen
- houden
- inkijken
- inzien
- kijken
- meemaken
- nagaan
- natellen
- nemen
- onderzoeken
- ontdekken
- ontmoeten
- oordelen
- opnemen
- opvatten
- opzoeken
- overstromen
- overtellen
- overtuigen
- overwegen
- realiseren
- reflecteren
- schatten
- schouwen
- snappen
- tegenkomen
- toekijken
- toezien
- treffen
- uitbeelden
- uitkijken
- uitvinden
- vatten
- veraanschouwelijken
- verbeelden
- vergewissen
- vernemen
- verstaan
- verzekeren
- vinden
- visualiseren
- weten
- zien
- zorgen
Engels
Nederlands
Present
- I see
- you see
- he/she/it sees
- we see
- you see
- they see
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zet neer
- jij zet neer
- hij/zij/het zet neer
- wij zetten neer
- jullie zetten neer
- zij zetten neer
Simple past
- I saw
- you saw
- he/she/it saw
- we saw
- you saw
- they saw
Onvoltooid verleden tijd
- ik zette neer
- jij zette neer
- hij/zij/het zette neer
- wij zetten neer
- jullie zetten neer
- zij zetten neer
Present perfect
- I have seen
- you have seen
- he/she/it has seen
- we have seen
- you have seen
- they have seen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb neergezet
- jij hebt neergezet
- hij/zij/het heeft neergezet
- wij hebben neergezet
- jullie hebben neergezet
- zij hebben neergezet
Past perfect
- I had seen
- you had seen
- he/she/it had seen
- we had seen
- you had seen
- they had seen
Voltooid verleden tijd
- ik had neergezet
- jij had neergezet
- hij/zij/het had neergezet
- wij hadden neergezet
- jullie hadden neergezet
- zij hadden neergezet
Future
- I will see
- you will see
- he/she/it will see
- we will see
- you will see
- they will see
Toekomende tijd I
- ik zal neerzetten
- jij zult neerzetten
- hij/zij/het zal neerzetten
- wij zullen neerzetten
- jullie zullen neerzetten
- zij zullen neerzetten
Future perfect
- I will have seen
- you will have seen
- he/she/it will have seen
- we will have seen
- you will have seen
- they will have seen
Toekomende tijd II
- ik zal neergezet hebben
- jij zult neergezet hebben
- hij/zij/het zal neergezet hebben
- wij zullen neergezet hebben
- jullie zullen neergezet hebben
- zij zullen neergezet hebben
Conditional present
- I would see
- you would see
- he/she/it would see
- we would see
- you would see
- they would see
Conditionalis I
- ik zou neerzetten
- jij zou neerzetten
- hij/zij/het zou neerzetten
- wij zouden neerzetten
- jullie zouden neerzetten
- zij zouden neerzetten
Conditional perfect
- I would have seen
- you would have seen
- he/she/it would have seen
- we would have seen
- you would have seen
- they would have seen
Conditionalis II
- ik zou hebben neergezet
- jij zou hebben neergezet
- hij/zij/het zou hebben neergezet
- wij zouden hebben neergezet
- jullie zouden hebben neergezet
- zij zouden hebben neergezet
Imperative
- you see
- you see
Imperatief
- jij zet neer
- jullie zet neer