Vervoeging van snateren
Onbepaalde wijs (infinitief): snateren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snater
- jij snatert
- hij/zij/het snatert
- wij snateren
- jullie snateren
- zij snateren
Present
- I palaver
- you palaver
- he/she/it palavers
- we palaver
- you palaver
- they palaver
Onvoltooid verleden tijd
- ik snaterde
- jij snaterde
- hij/zij/het snaterde
- wij snaterden
- jullie snaterden
- zij snaterden
Simple past
- I palavered
- you palavered
- he/she/it palavered
- we palavered
- you palavered
- they palavered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesnaterd
- jij hebt gesnaterd
- hij/zij/het heeft gesnaterd
- wij hebben gesnaterd
- jullie hebben gesnaterd
- zij hebben gesnaterd
Present perfect
- I have palavered
- you have palavered
- he/she/it has palavered
- we have palavered
- you have palavered
- they have palavered
Voltooid verleden tijd
- ik had gesnaterd
- jij had gesnaterd
- hij/zij/het had gesnaterd
- wij hadden gesnaterd
- jullie hadden gesnaterd
- zij hadden gesnaterd
Past perfect
- I had palavered
- you had palavered
- he/she/it had palavered
- we had palavered
- you had palavered
- they had palavered
Toekomende tijd I
- ik zal snateren
- jij zult snateren
- hij/zij/het zal snateren
- wij zullen snateren
- jullie zullen snateren
- zij zullen snateren
Future
- I will palaver
- you will palaver
- he/she/it will palaver
- we will palaver
- you will palaver
- they will palaver
Toekomende tijd II
- ik zal gesnaterd hebben
- jij zult gesnaterd hebben
- hij/zij/het zal gesnaterd hebben
- wij zullen gesnaterd hebben
- jullie zullen gesnaterd hebben
- zij zullen gesnaterd hebben
Future perfect
- I will have palavered
- you will have palavered
- he/she/it will have palavered
- we will have palavered
- you will have palavered
- they will have palavered
Conditionalis I
- ik zou snateren
- jij zou snateren
- hij/zij/het zou snateren
- wij zouden snateren
- jullie zouden snateren
- zij zouden snateren
Conditional present
- I would palaver
- you would palaver
- he/she/it would palaver
- we would palaver
- you would palaver
- they would palaver
Conditionalis II
- ik zou hebben gesnaterd
- jij zou hebben gesnaterd
- hij/zij/het zou hebben gesnaterd
- wij zouden hebben gesnaterd
- jullie zouden hebben gesnaterd
- zij zouden hebben gesnaterd
Conditional perfect
- I would have palavered
- you would have palavered
- he/she/it would have palavered
- we would have palavered
- you would have palavered
- they would have palavered
Imperatief
- jij snater
- jullie snatert
Imperative
- you palaver
- you palaver