Vervoeging van soigneren
Onbepaalde wijs (infinitief): soigneren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik soigneer
- jij soigneert
- hij/zij/het soigneert
- wij soigneren
- jullie soigneren
- zij soigneren
Present
- I strengthen
- you strengthen
- he/she/it strengthens
- we strengthen
- you strengthen
- they strengthen
Onvoltooid verleden tijd
- ik soigneerde
- jij soigneerde
- hij/zij/het soigneerde
- wij soigneerden
- jullie soigneerden
- zij soigneerden
Simple past
- I strengthened
- you strengthened
- he/she/it strengthened
- we strengthened
- you strengthened
- they strengthened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesoigneerd
- jij hebt gesoigneerd
- hij/zij/het heeft gesoigneerd
- wij hebben gesoigneerd
- jullie hebben gesoigneerd
- zij hebben gesoigneerd
Present perfect
- I have strengthened
- you have strengthened
- he/she/it has strengthened
- we have strengthened
- you have strengthened
- they have strengthened
Voltooid verleden tijd
- ik had gesoigneerd
- jij had gesoigneerd
- hij/zij/het had gesoigneerd
- wij hadden gesoigneerd
- jullie hadden gesoigneerd
- zij hadden gesoigneerd
Past perfect
- I had strengthened
- you had strengthened
- he/she/it had strengthened
- we had strengthened
- you had strengthened
- they had strengthened
Toekomende tijd I
- ik zal soigneren
- jij zult soigneren
- hij/zij/het zal soigneren
- wij zullen soigneren
- jullie zullen soigneren
- zij zullen soigneren
Future
- I will strengthen
- you will strengthen
- he/she/it will strengthen
- we will strengthen
- you will strengthen
- they will strengthen
Toekomende tijd II
- ik zal gesoigneerd hebben
- jij zult gesoigneerd hebben
- hij/zij/het zal gesoigneerd hebben
- wij zullen gesoigneerd hebben
- jullie zullen gesoigneerd hebben
- zij zullen gesoigneerd hebben
Future perfect
- I will have strengthened
- you will have strengthened
- he/she/it will have strengthened
- we will have strengthened
- you will have strengthened
- they will have strengthened
Conditionalis I
- ik zou soigneren
- jij zou soigneren
- hij/zij/het zou soigneren
- wij zouden soigneren
- jullie zouden soigneren
- zij zouden soigneren
Conditional present
- I would strengthen
- you would strengthen
- he/she/it would strengthen
- we would strengthen
- you would strengthen
- they would strengthen
Conditionalis II
- ik zou hebben gesoigneerd
- jij zou hebben gesoigneerd
- hij/zij/het zou hebben gesoigneerd
- wij zouden hebben gesoigneerd
- jullie zouden hebben gesoigneerd
- zij zouden hebben gesoigneerd
Conditional perfect
- I would have strengthened
- you would have strengthened
- he/she/it would have strengthened
- we would have strengthened
- you would have strengthened
- they would have strengthened
Imperatief
- jij soigneer
- jullie soigneert
Imperative
- you strengthen
- you strengthen