Vervoeging van spoil
Onbepaalde wijs (infinitief): to spoil
43 alternatieve vertalingen
- bederven
- beschadigen
- beunhazen
- hannesen
- haspelen
- havenen
- infesteren
- klunzen
- knoeien
- krukken
- modderen
- ontluisteren
- ontsieren
- perverteren
- ruïneren
- schenden
- stukmaken
- stuntelen
- toetakelen
- torpederen
- verbroddelen
- verbrodden
- verbruien
- vergallen
- vergiftigen
- verhaspelen
- verijdelen
- verkankelemienen
- verkankeren
- verkloten
- verknallen
- verknoeien
- verknollen
- verliederlijken
- verpesten
- verprutsen
- versjteren
- verstieren
- vertroebelen
- vertroetelen
- verwennen
- verwoesten
- verzieken
Engels
Nederlands
Present
- I spoil
- you spoil
- he/she/it spoils
- we spoil
- you spoil
- they spoil
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mispeuter
- jij mispeutert
- hij/zij/het mispeutert
- wij mispeuteren
- jullie mispeuteren
- zij mispeuteren
Simple past
- I spoilt; spoiled
- you spoilt; spoiled
- he/she/it spoilt; spoiled
- we spoilt; spoiled
- you spoilt; spoiled
- they spoilt; spoiled
Onvoltooid verleden tijd
- ik mispeuterde
- jij mispeuterde
- hij/zij/het mispeuterde
- wij mispeuterden
- jullie mispeuterden
- zij mispeuterden
Present perfect
- I have spoilt; spoiled
- you have spoilt; spoiled
- he/she/it has spoilt; spoiled
- we have spoilt; spoiled
- you have spoilt; spoiled
- they have spoilt; spoiled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb mispeuterd
- jij hebt mispeuterd
- hij/zij/het heeft mispeuterd
- wij hebben mispeuterd
- jullie hebben mispeuterd
- zij hebben mispeuterd
Past perfect
- I had spoilt; spoiled
- you had spoilt; spoiled
- he/she/it had spoilt; spoiled
- we had spoilt; spoiled
- you had spoilt; spoiled
- they had spoilt; spoiled
Voltooid verleden tijd
- ik had mispeuterd
- jij had mispeuterd
- hij/zij/het had mispeuterd
- wij hadden mispeuterd
- jullie hadden mispeuterd
- zij hadden mispeuterd
Future
- I will spoil
- you will spoil
- he/she/it will spoil
- we will spoil
- you will spoil
- they will spoil
Toekomende tijd I
- ik zal mispeuteren
- jij zult mispeuteren
- hij/zij/het zal mispeuteren
- wij zullen mispeuteren
- jullie zullen mispeuteren
- zij zullen mispeuteren
Future perfect
- I will have spoilt; spoiled
- you will have spoilt; spoiled
- he/she/it will have spoilt; spoiled
- we will have spoilt; spoiled
- you will have spoilt; spoiled
- they will have spoilt; spoiled
Toekomende tijd II
- ik zal mispeuterd hebben
- jij zult mispeuterd hebben
- hij/zij/het zal mispeuterd hebben
- wij zullen mispeuterd hebben
- jullie zullen mispeuterd hebben
- zij zullen mispeuterd hebben
Conditional present
- I would spoil
- you would spoil
- he/she/it would spoil
- we would spoil
- you would spoil
- they would spoil
Conditionalis I
- ik zou mispeuteren
- jij zou mispeuteren
- hij/zij/het zou mispeuteren
- wij zouden mispeuteren
- jullie zouden mispeuteren
- zij zouden mispeuteren
Conditional perfect
- I would have spoilt; spoiled
- you would have spoilt; spoiled
- he/she/it would have spoilt; spoiled
- we would have spoilt; spoiled
- you would have spoilt; spoiled
- they would have spoilt; spoiled
Conditionalis II
- ik zou hebben mispeuterd
- jij zou hebben mispeuterd
- hij/zij/het zou hebben mispeuterd
- wij zouden hebben mispeuterd
- jullie zouden hebben mispeuterd
- zij zouden hebben mispeuterd
Imperative
- you spoil
- you spoil
Imperatief
- jij mispeuter
- jullie mispeutert