Vervoeging van sponsoren
Onbepaalde wijs (infinitief): sponsoren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sponsor
- jij sponsort
- hij/zij/het sponsort
- wij sponsoren
- jullie sponsoren
- zij sponsoren
Präsens Indikativ
- ich gewährleiste
- du gewährleistest
- er/sie/es gewährleistet
- wir gewährleisten
- ihr gewährleistet
- sie gewährleisten
Onvoltooid verleden tijd
- ik sponsorde
- jij sponsorde
- hij/zij/het sponsorde
- wij sponsorden
- jullie sponsorden
- zij sponsorden
Präteritum Indikativ
- ich gewährleistete
- du gewährleistetest
- er/sie/es gewährleistete
- wir gewährleisteten
- ihr gewährleistetet
- sie gewährleisteten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesponsord
- jij hebt gesponsord
- hij/zij/het heeft gesponsord
- wij hebben gesponsord
- jullie hebben gesponsord
- zij hebben gesponsord
Perfekt Indikativ
- ich habe gewährleistet
- du hast gewährleistet
- er/sie/es hat gewährleistet
- wir haben gewährleistet
- ihr habt gewährleistet
- sie haben gewährleistet
Voltooid verleden tijd
- ik had gesponsord
- jij had gesponsord
- hij/zij/het had gesponsord
- wij hadden gesponsord
- jullie hadden gesponsord
- zij hadden gesponsord
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gewährleistet
- du hattest gewährleistet
- er/sie/es hatte gewährleistet
- wir hatten gewährleistet
- ihr hattet gewährleistet
- sie hatten gewährleistet
Toekomende tijd I
- ik zal sponsoren
- jij zult sponsoren
- hij/zij/het zal sponsoren
- wij zullen sponsoren
- jullie zullen sponsoren
- zij zullen sponsoren
Futur I Indikativ
- ich werde gewährleisten
- du wirst gewährleisten
- er/sie/es wird gewährleisten
- wir werden gewährleisten
- ihr werdet gewährleisten
- sie werden gewährleisten
Toekomende tijd II
- ik zal gesponsord hebben
- jij zult gesponsord hebben
- hij/zij/het zal gesponsord hebben
- wij zullen gesponsord hebben
- jullie zullen gesponsord hebben
- zij zullen gesponsord hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gewährleistet haben
- du wirst gewährleistet haben
- er/sie/es wird gewährleistet haben
- wir werden gewährleistet haben
- ihr werdet gewährleistet haben
- sie werden gewährleistet haben
Conditionalis I
- ik zou sponsoren
- jij zou sponsoren
- hij/zij/het zou sponsoren
- wij zouden sponsoren
- jullie zouden sponsoren
- zij zouden sponsoren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde gewährleisten
- du würdest gewährleisten
- er/sie/es würde gewährleisten
- wir würden gewährleisten
- ihr würdet gewährleisten
- sie würden gewährleisten
Conditionalis II
- ik zou hebben gesponsord
- jij zou hebben gesponsord
- hij/zij/het zou hebben gesponsord
- wij zouden hebben gesponsord
- jullie zouden hebben gesponsord
- zij zouden hebben gesponsord
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gewährleistet haben
- du würdest gewährleistet haben
- er/sie/es würde gewährleistet haben
- wir würden gewährleistet haben
- ihr würdet gewährleistet haben
- sie würden gewährleistet haben
Imperatief
- jij sponsor
- jullie sponsort
Imperativ
- du gewährleiste
- ihr gewährleistet