Vervoeging van stijven
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stijf
- jij stijft
- hij/zij/het stijft
- wij stijven
- jullie stijven
- zij stijven
Indicativo presente
- yo animo
- tú animas
- él/ella anima
- nosotros animamos
- vosotros animáis
- ellos/ellas animan
Onvoltooid verleden tijd
- ik stijfde
- jij stijfde
- hij/zij/het stijfde
- wij stijfden
- jullie stijfden
- zij stijfden
Indefinido
- yo animé
- tú animaste
- él/ella animó
- nosotros animamos
- vosotros animasteis
- ellos/ellas animaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestijfd
- jij hebt gestijfd
- hij/zij/het heeft gestijfd
- wij hebben gestijfd
- jullie hebben gestijfd
- zij hebben gestijfd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he animado
- tú has animado
- él/ella ha animado
- nosotros hemos animado
- vosotros habéis animado
- ellos/ellas han animado
Voltooid verleden tijd
- ik had gestijfd
- jij had gestijfd
- hij/zij/het had gestijfd
- wij hadden gestijfd
- jullie hadden gestijfd
- zij hadden gestijfd
Pluscuamperfecto
- yo había animado
- tú habías animado
- él/ella había animado
- nosotros habíamos animado
- vosotros habíais animado
- ellos/ellas habían animado
Toekomende tijd I
- ik zal stijven
- jij zult stijven
- hij/zij/het zal stijven
- wij zullen stijven
- jullie zullen stijven
- zij zullen stijven
Futuro I
- yo animaré
- tú animarás
- él/ella animará
- nosotros animaremos
- vosotros animaréis
- ellos/ellas animarán
Toekomende tijd II
- ik zal gestijfd hebben
- jij zult gestijfd hebben
- hij/zij/het zal gestijfd hebben
- wij zullen gestijfd hebben
- jullie zullen gestijfd hebben
- zij zullen gestijfd hebben
Futuro perfecto
- yo habré animado
- tú habrás animado
- él/ella habrá animado
- nosotros habremos animado
- vosotros habréis animado
- ellos/ellas habrán animado
Conditionalis I
- ik zou stijven
- jij zou stijven
- hij/zij/het zou stijven
- wij zouden stijven
- jullie zouden stijven
- zij zouden stijven
Condicional
- yo animaría
- tú animarías
- él/ella animaría
- nosotros animaríamos
- vosotros animaríais
- ellos/ellas animarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gestijfd
- jij zou hebben gestijfd
- hij/zij/het zou hebben gestijfd
- wij zouden hebben gestijfd
- jullie zouden hebben gestijfd
- zij zouden hebben gestijfd
Condicional perfecto
- yo habría animado
- tú habrías animado
- él/ella habría animado
- nosotros habríamos animado
- vosotros habríais animado
- ellos/ellas habrían animado
Imperatief
- jij stijf
- jullie stijft
Imperativo presente
- tú anima
- vosotros animad