Vervoeging van stileren
Onbepaalde wijs (infinitief): stileren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stileer
- jij stileert
- hij/zij/het stileert
- wij stileren
- jullie stileren
- zij stileren
Present
- I draught
- you draught
- he/she/it draughts
- we draught
- you draught
- they draught
Onvoltooid verleden tijd
- ik stileerde
- jij stileerde
- hij/zij/het stileerde
- wij stileerden
- jullie stileerden
- zij stileerden
Simple past
- I draughted
- you draughted
- he/she/it draughted
- we draughted
- you draughted
- they draughted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestileerd
- jij hebt gestileerd
- hij/zij/het heeft gestileerd
- wij hebben gestileerd
- jullie hebben gestileerd
- zij hebben gestileerd
Present perfect
- I have draughted
- you have draughted
- he/she/it has draughted
- we have draughted
- you have draughted
- they have draughted
Voltooid verleden tijd
- ik had gestileerd
- jij had gestileerd
- hij/zij/het had gestileerd
- wij hadden gestileerd
- jullie hadden gestileerd
- zij hadden gestileerd
Past perfect
- I had draughted
- you had draughted
- he/she/it had draughted
- we had draughted
- you had draughted
- they had draughted
Toekomende tijd I
- ik zal stileren
- jij zult stileren
- hij/zij/het zal stileren
- wij zullen stileren
- jullie zullen stileren
- zij zullen stileren
Future
- I will draught
- you will draught
- he/she/it will draught
- we will draught
- you will draught
- they will draught
Toekomende tijd II
- ik zal gestileerd hebben
- jij zult gestileerd hebben
- hij/zij/het zal gestileerd hebben
- wij zullen gestileerd hebben
- jullie zullen gestileerd hebben
- zij zullen gestileerd hebben
Future perfect
- I will have draughted
- you will have draughted
- he/she/it will have draughted
- we will have draughted
- you will have draughted
- they will have draughted
Conditionalis I
- ik zou stileren
- jij zou stileren
- hij/zij/het zou stileren
- wij zouden stileren
- jullie zouden stileren
- zij zouden stileren
Conditional present
- I would draught
- you would draught
- he/she/it would draught
- we would draught
- you would draught
- they would draught
Conditionalis II
- ik zou hebben gestileerd
- jij zou hebben gestileerd
- hij/zij/het zou hebben gestileerd
- wij zouden hebben gestileerd
- jullie zouden hebben gestileerd
- zij zouden hebben gestileerd
Conditional perfect
- I would have draughted
- you would have draughted
- he/she/it would have draughted
- we would have draughted
- you would have draughted
- they would have draughted
Imperatief
- jij stileer
- jullie stileert
Imperative
- you draught
- you draught