Vervoeging van struggle
Onbepaalde wijs (infinitief): to struggle
Engels
Nederlands
Present
- I struggle
- you struggle
- he/she/it struggles
- we struggle
- you struggle
- they struggle
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik knok
- jij knokt
- hij/zij/het knokt
- wij knokken
- jullie knokken
- zij knokken
Simple past
- I struggled
- you struggled
- he/she/it struggled
- we struggled
- you struggled
- they struggled
Onvoltooid verleden tijd
- ik knokte
- jij knokte
- hij/zij/het knokte
- wij knokten
- jullie knokten
- zij knokten
Present perfect
- I have struggled
- you have struggled
- he/she/it has struggled
- we have struggled
- you have struggled
- they have struggled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geknokt
- jij hebt geknokt
- hij/zij/het heeft geknokt
- wij hebben geknokt
- jullie hebben geknokt
- zij hebben geknokt
Past perfect
- I had struggled
- you had struggled
- he/she/it had struggled
- we had struggled
- you had struggled
- they had struggled
Voltooid verleden tijd
- ik had geknokt
- jij had geknokt
- hij/zij/het had geknokt
- wij hadden geknokt
- jullie hadden geknokt
- zij hadden geknokt
Future
- I will struggle
- you will struggle
- he/she/it will struggle
- we will struggle
- you will struggle
- they will struggle
Toekomende tijd I
- ik zal knokken
- jij zult knokken
- hij/zij/het zal knokken
- wij zullen knokken
- jullie zullen knokken
- zij zullen knokken
Future perfect
- I will have struggled
- you will have struggled
- he/she/it will have struggled
- we will have struggled
- you will have struggled
- they will have struggled
Toekomende tijd II
- ik zal geknokt hebben
- jij zult geknokt hebben
- hij/zij/het zal geknokt hebben
- wij zullen geknokt hebben
- jullie zullen geknokt hebben
- zij zullen geknokt hebben
Conditional present
- I would struggle
- you would struggle
- he/she/it would struggle
- we would struggle
- you would struggle
- they would struggle
Conditionalis I
- ik zou knokken
- jij zou knokken
- hij/zij/het zou knokken
- wij zouden knokken
- jullie zouden knokken
- zij zouden knokken
Conditional perfect
- I would have struggled
- you would have struggled
- he/she/it would have struggled
- we would have struggled
- you would have struggled
- they would have struggled
Conditionalis II
- ik zou hebben geknokt
- jij zou hebben geknokt
- hij/zij/het zou hebben geknokt
- wij zouden hebben geknokt
- jullie zouden hebben geknokt
- zij zouden hebben geknokt
Imperative
- you struggle
- you struggle
Imperatief
- jij knok
- jullie knokt