Vervoeging van suffer
Onbepaalde wijs (infinitief): to suffer
Engels
Nederlands
Present
- I suffer
- you suffer
- he/she/it suffers
- we suffer
- you suffer
- they suffer
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vreet op
- jij vreet op
- hij/zij/het vreet op
- wij vreten op
- jullie vreten op
- zij vreten op
Simple past
- I suffered
- you suffered
- he/she/it suffered
- we suffered
- you suffered
- they suffered
Onvoltooid verleden tijd
- ik vrat op
- jij vrat op
- hij/zij/het vrat op
- wij vraten op
- jullie vraten op
- zij vraten op
Present perfect
- I have suffered
- you have suffered
- he/she/it has suffered
- we have suffered
- you have suffered
- they have suffered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgevreten
- jij hebt opgevreten
- hij/zij/het heeft opgevreten
- wij hebben opgevreten
- jullie hebben opgevreten
- zij hebben opgevreten
Past perfect
- I had suffered
- you had suffered
- he/she/it had suffered
- we had suffered
- you had suffered
- they had suffered
Voltooid verleden tijd
- ik had opgevreten
- jij had opgevreten
- hij/zij/het had opgevreten
- wij hadden opgevreten
- jullie hadden opgevreten
- zij hadden opgevreten
Future
- I will suffer
- you will suffer
- he/she/it will suffer
- we will suffer
- you will suffer
- they will suffer
Toekomende tijd I
- ik zal opvreten
- jij zult opvreten
- hij/zij/het zal opvreten
- wij zullen opvreten
- jullie zullen opvreten
- zij zullen opvreten
Future perfect
- I will have suffered
- you will have suffered
- he/she/it will have suffered
- we will have suffered
- you will have suffered
- they will have suffered
Toekomende tijd II
- ik zal opgevreten hebben
- jij zult opgevreten hebben
- hij/zij/het zal opgevreten hebben
- wij zullen opgevreten hebben
- jullie zullen opgevreten hebben
- zij zullen opgevreten hebben
Conditional present
- I would suffer
- you would suffer
- he/she/it would suffer
- we would suffer
- you would suffer
- they would suffer
Conditionalis I
- ik zou opvreten
- jij zou opvreten
- hij/zij/het zou opvreten
- wij zouden opvreten
- jullie zouden opvreten
- zij zouden opvreten
Conditional perfect
- I would have suffered
- you would have suffered
- he/she/it would have suffered
- we would have suffered
- you would have suffered
- they would have suffered
Conditionalis II
- ik zou hebben opgevreten
- jij zou hebben opgevreten
- hij/zij/het zou hebben opgevreten
- wij zouden hebben opgevreten
- jullie zouden hebben opgevreten
- zij zouden hebben opgevreten
Imperative
- you suffer
- you suffer
Imperatief
- jij vreet op
- jullie vreet op