Vervoeging van suspect

Engels

Nederlands

Present

  • I suspect
  • you suspect
  • he/she/it suspects
  • we suspect
  • you suspect
  • they suspect

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bevroed
  • jij bevroedt
  • hij/zij/het bevroedt
  • wij bevroeden
  • jullie bevroeden
  • zij bevroeden

Simple past

  • I suspected
  • you suspected
  • he/she/it suspected
  • we suspected
  • you suspected
  • they suspected

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bevroedde
  • jij bevroedde
  • hij/zij/het bevroedde
  • wij bevroedden
  • jullie bevroedden
  • zij bevroedden

Present perfect

  • I have suspected
  • you have suspected
  • he/she/it has suspected
  • we have suspected
  • you have suspected
  • they have suspected

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bevroed
  • jij hebt bevroed
  • hij/zij/het heeft bevroed
  • wij hebben bevroed
  • jullie hebben bevroed
  • zij hebben bevroed

Past perfect

  • I had suspected
  • you had suspected
  • he/she/it had suspected
  • we had suspected
  • you had suspected
  • they had suspected

Voltooid verleden tijd

  • ik had bevroed
  • jij had bevroed
  • hij/zij/het had bevroed
  • wij hadden bevroed
  • jullie hadden bevroed
  • zij hadden bevroed

Future

  • I will suspect
  • you will suspect
  • he/she/it will suspect
  • we will suspect
  • you will suspect
  • they will suspect

Toekomende tijd I

  • ik zal bevroeden
  • jij zult bevroeden
  • hij/zij/het zal bevroeden
  • wij zullen bevroeden
  • jullie zullen bevroeden
  • zij zullen bevroeden

Future perfect

  • I will have suspected
  • you will have suspected
  • he/she/it will have suspected
  • we will have suspected
  • you will have suspected
  • they will have suspected

Toekomende tijd II

  • ik zal bevroed hebben
  • jij zult bevroed hebben
  • hij/zij/het zal bevroed hebben
  • wij zullen bevroed hebben
  • jullie zullen bevroed hebben
  • zij zullen bevroed hebben

Conditional present

  • I would suspect
  • you would suspect
  • he/she/it would suspect
  • we would suspect
  • you would suspect
  • they would suspect

Conditionalis I

  • ik zou bevroeden
  • jij zou bevroeden
  • hij/zij/het zou bevroeden
  • wij zouden bevroeden
  • jullie zouden bevroeden
  • zij zouden bevroeden

Conditional perfect

  • I would have suspected
  • you would have suspected
  • he/she/it would have suspected
  • we would have suspected
  • you would have suspected
  • they would have suspected

Conditionalis II

  • ik zou hebben bevroed
  • jij zou hebben bevroed
  • hij/zij/het zou hebben bevroed
  • wij zouden hebben bevroed
  • jullie zouden hebben bevroed
  • zij zouden hebben bevroed

Imperative

  • you suspect
  • you suspect

Imperatief

  • jij bevroed
  • jullie bevroedt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van suspect