Vervoeging van swell

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it swells
  • they swell

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het welt op
  • zij wellen op

Simple past

  • he/she/it swelled
  • they swelled

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het welde op
  • zij welden op

Present perfect

  • he/she/it has swollen; swelled
  • they have swollen; swelled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft opgeweld
  • zij hebben opgeweld

Past perfect

  • he/she/it had swollen; swelled
  • they had swollen; swelled

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had opgeweld
  • zij hadden opgeweld

Future

  • he/she/it will swell
  • they will swell

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal opwellen
  • zij zult opwellen

Future perfect

  • he/she/it will have swollen; swelled
  • they will have swollen; swelled

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal opgeweld hebben
  • zij zult opgeweld hebben

Conditional present

  • he/she/it would swell
  • they would swell

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal opwellen
  • zij zullen opwellen

Conditional perfect

  • he/she/it would have swollen; swelled
  • they would have swollen; swelled

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben opgeweld
  • zij zullen hebben opgeweld

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van swell