Engels

Nederlands

Present

  • I tap
  • you tap
  • he/she/it taps
  • we tap
  • you tap
  • they tap

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik utiliseer
  • jij utiliseert
  • hij/zij/het utiliseert
  • wij utiliseren
  • jullie utiliseren
  • zij utiliseren

Simple past

  • I tapped
  • you tapped
  • he/she/it tapped
  • we tapped
  • you tapped
  • they tapped

Onvoltooid verleden tijd

  • ik utiliseerde
  • jij utiliseerde
  • hij/zij/het utiliseerde
  • wij utiliseerden
  • jullie utiliseerden
  • zij utiliseerden

Present perfect

  • I have tapped
  • you have tapped
  • he/she/it has tapped
  • we have tapped
  • you have tapped
  • they have tapped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geütiliseerd
  • jij hebt geütiliseerd
  • hij/zij/het heeft geütiliseerd
  • wij hebben geütiliseerd
  • jullie hebben geütiliseerd
  • zij hebben geütiliseerd

Past perfect

  • I had tapped
  • you had tapped
  • he/she/it had tapped
  • we had tapped
  • you had tapped
  • they had tapped

Voltooid verleden tijd

  • ik had geütiliseerd
  • jij had geütiliseerd
  • hij/zij/het had geütiliseerd
  • wij hadden geütiliseerd
  • jullie hadden geütiliseerd
  • zij hadden geütiliseerd

Future

  • I will tap
  • you will tap
  • he/she/it will tap
  • we will tap
  • you will tap
  • they will tap

Toekomende tijd I

  • ik zal utiliseren
  • jij zult utiliseren
  • hij/zij/het zal utiliseren
  • wij zullen utiliseren
  • jullie zullen utiliseren
  • zij zullen utiliseren

Future perfect

  • I will have tapped
  • you will have tapped
  • he/she/it will have tapped
  • we will have tapped
  • you will have tapped
  • they will have tapped

Toekomende tijd II

  • ik zal geütiliseerd hebben
  • jij zult geütiliseerd hebben
  • hij/zij/het zal geütiliseerd hebben
  • wij zullen geütiliseerd hebben
  • jullie zullen geütiliseerd hebben
  • zij zullen geütiliseerd hebben

Conditional present

  • I would tap
  • you would tap
  • he/she/it would tap
  • we would tap
  • you would tap
  • they would tap

Conditionalis I

  • ik zou utiliseren
  • jij zou utiliseren
  • hij/zij/het zou utiliseren
  • wij zouden utiliseren
  • jullie zouden utiliseren
  • zij zouden utiliseren

Conditional perfect

  • I would have tapped
  • you would have tapped
  • he/she/it would have tapped
  • we would have tapped
  • you would have tapped
  • they would have tapped

Conditionalis II

  • ik zou hebben geütiliseerd
  • jij zou hebben geütiliseerd
  • hij/zij/het zou hebben geütiliseerd
  • wij zouden hebben geütiliseerd
  • jullie zouden hebben geütiliseerd
  • zij zouden hebben geütiliseerd

Imperative

  • you tap
  • you tap

Imperatief

  • jij utiliseer
  • jullie utiliseert

Verwijzingen

Bekijk 16 definitie(s) van tap