Vervoeging van taunt
Onbepaalde wijs (infinitief): to taunt
Engels
Nederlands
Present
- I taunt
- you taunt
- he/she/it taunts
- we taunt
- you taunt
- they taunt
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik terg
- jij tergt
- hij/zij/het tergt
- wij tergen
- jullie tergen
- zij tergen
Simple past
- I taunted
- you taunted
- he/she/it taunted
- we taunted
- you taunted
- they taunted
Onvoltooid verleden tijd
- ik tergde
- jij tergde
- hij/zij/het tergde
- wij tergden
- jullie tergden
- zij tergden
Present perfect
- I have taunted
- you have taunted
- he/she/it has taunted
- we have taunted
- you have taunted
- they have taunted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getergd
- jij hebt getergd
- hij/zij/het heeft getergd
- wij hebben getergd
- jullie hebben getergd
- zij hebben getergd
Past perfect
- I had taunted
- you had taunted
- he/she/it had taunted
- we had taunted
- you had taunted
- they had taunted
Voltooid verleden tijd
- ik had getergd
- jij had getergd
- hij/zij/het had getergd
- wij hadden getergd
- jullie hadden getergd
- zij hadden getergd
Future
- I will taunt
- you will taunt
- he/she/it will taunt
- we will taunt
- you will taunt
- they will taunt
Toekomende tijd I
- ik zal tergen
- jij zult tergen
- hij/zij/het zal tergen
- wij zullen tergen
- jullie zullen tergen
- zij zullen tergen
Future perfect
- I will have taunted
- you will have taunted
- he/she/it will have taunted
- we will have taunted
- you will have taunted
- they will have taunted
Toekomende tijd II
- ik zal getergd hebben
- jij zult getergd hebben
- hij/zij/het zal getergd hebben
- wij zullen getergd hebben
- jullie zullen getergd hebben
- zij zullen getergd hebben
Conditional present
- I would taunt
- you would taunt
- he/she/it would taunt
- we would taunt
- you would taunt
- they would taunt
Conditionalis I
- ik zou tergen
- jij zou tergen
- hij/zij/het zou tergen
- wij zouden tergen
- jullie zouden tergen
- zij zouden tergen
Conditional perfect
- I would have taunted
- you would have taunted
- he/she/it would have taunted
- we would have taunted
- you would have taunted
- they would have taunted
Conditionalis II
- ik zou hebben getergd
- jij zou hebben getergd
- hij/zij/het zou hebben getergd
- wij zouden hebben getergd
- jullie zouden hebben getergd
- zij zouden hebben getergd
Imperative
- you taunt
- you taunt
Imperatief
- jij terg
- jullie tergt