Vervoeging van toast

Engels

Nederlands

Present

  • I toast
  • you toast
  • he/she/it toasts
  • we toast
  • you toast
  • they toast

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stoot aan
  • jij stoot aan
  • hij/zij/het stoot aan
  • wij stoten aan
  • jullie stoten aan
  • zij stoten aan

Simple past

  • I toasted
  • you toasted
  • he/she/it toasted
  • we toasted
  • you toasted
  • they toasted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stiet aan
  • jij stiet aan
  • hij/zij/het stiet aan
  • wij stieten aan
  • jullie stieten aan
  • zij stieten aan

Present perfect

  • I have toasted
  • you have toasted
  • he/she/it has toasted
  • we have toasted
  • you have toasted
  • they have toasted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangestoten
  • jij hebt aangestoten
  • hij/zij/het heeft aangestoten
  • wij hebben aangestoten
  • jullie hebben aangestoten
  • zij hebben aangestoten

Past perfect

  • I had toasted
  • you had toasted
  • he/she/it had toasted
  • we had toasted
  • you had toasted
  • they had toasted

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangestoten
  • jij had aangestoten
  • hij/zij/het had aangestoten
  • wij hadden aangestoten
  • jullie hadden aangestoten
  • zij hadden aangestoten

Future

  • I will toast
  • you will toast
  • he/she/it will toast
  • we will toast
  • you will toast
  • they will toast

Toekomende tijd I

  • ik zal aanstoten
  • jij zult aanstoten
  • hij/zij/het zal aanstoten
  • wij zullen aanstoten
  • jullie zullen aanstoten
  • zij zullen aanstoten

Future perfect

  • I will have toasted
  • you will have toasted
  • he/she/it will have toasted
  • we will have toasted
  • you will have toasted
  • they will have toasted

Toekomende tijd II

  • ik zal aangestoten hebben
  • jij zult aangestoten hebben
  • hij/zij/het zal aangestoten hebben
  • wij zullen aangestoten hebben
  • jullie zullen aangestoten hebben
  • zij zullen aangestoten hebben

Conditional present

  • I would toast
  • you would toast
  • he/she/it would toast
  • we would toast
  • you would toast
  • they would toast

Conditionalis I

  • ik zou aanstoten
  • jij zou aanstoten
  • hij/zij/het zou aanstoten
  • wij zouden aanstoten
  • jullie zouden aanstoten
  • zij zouden aanstoten

Conditional perfect

  • I would have toasted
  • you would have toasted
  • he/she/it would have toasted
  • we would have toasted
  • you would have toasted
  • they would have toasted

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangestoten
  • jij zou hebben aangestoten
  • hij/zij/het zou hebben aangestoten
  • wij zouden hebben aangestoten
  • jullie zouden hebben aangestoten
  • zij zouden hebben aangestoten

Imperative

  • you toast
  • you toast

Imperatief

  • jij stoot aan
  • jullie stoot aan

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van toast