Vervoeging van toestemmen
Onbepaalde wijs (infinitief): toestemmen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stem toe
- jij stemt toe
- hij/zij/het stemt toe
- wij stemmen toe
- jullie stemmen toe
- zij stemmen toe
Präsens Indikativ
- ich genehmige
- du genehmigst
- er/sie/es genehmigt
- wir genehmigen
- ihr genehmigt
- sie genehmigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik stemde toe
- jij stemde toe
- hij/zij/het stemde toe
- wij stemden toe
- jullie stemden toe
- zij stemden toe
Präteritum Indikativ
- ich genehmigte
- du genehmigtest
- er/sie/es genehmigte
- wir genehmigten
- ihr genehmigtet
- sie genehmigten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegestemd
- jij hebt toegestemd
- hij/zij/het heeft toegestemd
- wij hebben toegestemd
- jullie hebben toegestemd
- zij hebben toegestemd
Perfekt Indikativ
- ich habe genehmigt
- du hast genehmigt
- er/sie/es hat genehmigt
- wir haben genehmigt
- ihr habt genehmigt
- sie haben genehmigt
Voltooid verleden tijd
- ik had toegestemd
- jij had toegestemd
- hij/zij/het had toegestemd
- wij hadden toegestemd
- jullie hadden toegestemd
- zij hadden toegestemd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte genehmigt
- du hattest genehmigt
- er/sie/es hatte genehmigt
- wir hatten genehmigt
- ihr hattet genehmigt
- sie hatten genehmigt
Toekomende tijd I
- ik zal toestemmen
- jij zult toestemmen
- hij/zij/het zal toestemmen
- wij zullen toestemmen
- jullie zullen toestemmen
- zij zullen toestemmen
Futur I Indikativ
- ich werde genehmigen
- du wirst genehmigen
- er/sie/es wird genehmigen
- wir werden genehmigen
- ihr werdet genehmigen
- sie werden genehmigen
Toekomende tijd II
- ik zal toegestemd hebben
- jij zult toegestemd hebben
- hij/zij/het zal toegestemd hebben
- wij zullen toegestemd hebben
- jullie zullen toegestemd hebben
- zij zullen toegestemd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde genehmigt haben
- du wirst genehmigt haben
- er/sie/es wird genehmigt haben
- wir werden genehmigt haben
- ihr werdet genehmigt haben
- sie werden genehmigt haben
Conditionalis I
- ik zou toestemmen
- jij zou toestemmen
- hij/zij/het zou toestemmen
- wij zouden toestemmen
- jullie zouden toestemmen
- zij zouden toestemmen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde genehmigen
- du würdest genehmigen
- er/sie/es würde genehmigen
- wir würden genehmigen
- ihr würdet genehmigen
- sie würden genehmigen
Conditionalis II
- ik zou hebben toegestemd
- jij zou hebben toegestemd
- hij/zij/het zou hebben toegestemd
- wij zouden hebben toegestemd
- jullie zouden hebben toegestemd
- zij zouden hebben toegestemd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde genehmigt haben
- du würdest genehmigt haben
- er/sie/es würde genehmigt haben
- wir würden genehmigt haben
- ihr würdet genehmigt haben
- sie würden genehmigt haben
Imperatief
- jij stem toe
- jullie stemt toe
Imperativ
- du genehmig(e)
- ihr genehmigt