Vervoeging van toil

Engels

Nederlands

Present

  • I toil
  • you toil
  • he/she/it toils
  • we toil
  • you toil
  • they toil

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik poot aan
  • jij poot aan
  • hij/zij/het poot aan
  • wij poten aan
  • jullie poten aan
  • zij poten aan

Simple past

  • I toiled
  • you toiled
  • he/she/it toiled
  • we toiled
  • you toiled
  • they toiled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pootte aan
  • jij pootte aan
  • hij/zij/het pootte aan
  • wij pootten aan
  • jullie pootten aan
  • zij pootten aan

Present perfect

  • I have toiled
  • you have toiled
  • he/she/it has toiled
  • we have toiled
  • you have toiled
  • they have toiled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangepoot
  • jij hebt aangepoot
  • hij/zij/het heeft aangepoot
  • wij hebben aangepoot
  • jullie hebben aangepoot
  • zij hebben aangepoot

Past perfect

  • I had toiled
  • you had toiled
  • he/she/it had toiled
  • we had toiled
  • you had toiled
  • they had toiled

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangepoot
  • jij had aangepoot
  • hij/zij/het had aangepoot
  • wij hadden aangepoot
  • jullie hadden aangepoot
  • zij hadden aangepoot

Future

  • I will toil
  • you will toil
  • he/she/it will toil
  • we will toil
  • you will toil
  • they will toil

Toekomende tijd I

  • ik zal aanpoten
  • jij zult aanpoten
  • hij/zij/het zal aanpoten
  • wij zullen aanpoten
  • jullie zullen aanpoten
  • zij zullen aanpoten

Future perfect

  • I will have toiled
  • you will have toiled
  • he/she/it will have toiled
  • we will have toiled
  • you will have toiled
  • they will have toiled

Toekomende tijd II

  • ik zal aangepoot hebben
  • jij zult aangepoot hebben
  • hij/zij/het zal aangepoot hebben
  • wij zullen aangepoot hebben
  • jullie zullen aangepoot hebben
  • zij zullen aangepoot hebben

Conditional present

  • I would toil
  • you would toil
  • he/she/it would toil
  • we would toil
  • you would toil
  • they would toil

Conditionalis I

  • ik zou aanpoten
  • jij zou aanpoten
  • hij/zij/het zou aanpoten
  • wij zouden aanpoten
  • jullie zouden aanpoten
  • zij zouden aanpoten

Conditional perfect

  • I would have toiled
  • you would have toiled
  • he/she/it would have toiled
  • we would have toiled
  • you would have toiled
  • they would have toiled

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangepoot
  • jij zou hebben aangepoot
  • hij/zij/het zou hebben aangepoot
  • wij zouden hebben aangepoot
  • jullie zouden hebben aangepoot
  • zij zouden hebben aangepoot

Imperative

  • you toil
  • you toil

Imperatief

  • jij poot aan
  • jullie poot aan

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van toil