Vervoeging van tug
Onbepaalde wijs (infinitief): to tug
Engels
Nederlands
Present
- I tug
- you tug
- he/she/it tugs
- we tug
- you tug
- they tug
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sjouw mee
- jij sjouwt mee
- hij/zij/het sjouwt mee
- wij sjouwen mee
- jullie sjouwen mee
- zij sjouwen mee
Simple past
- I tugged
- you tugged
- he/she/it tugged
- we tugged
- you tugged
- they tugged
Onvoltooid verleden tijd
- ik sjouwde mee
- jij sjouwde mee
- hij/zij/het sjouwde mee
- wij sjouwden mee
- jullie sjouwden mee
- zij sjouwden mee
Present perfect
- I have tugged
- you have tugged
- he/she/it has tugged
- we have tugged
- you have tugged
- they have tugged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb meegesjouwd
- jij hebt meegesjouwd
- hij/zij/het heeft meegesjouwd
- wij hebben meegesjouwd
- jullie hebben meegesjouwd
- zij hebben meegesjouwd
Past perfect
- I had tugged
- you had tugged
- he/she/it had tugged
- we had tugged
- you had tugged
- they had tugged
Voltooid verleden tijd
- ik had meegesjouwd
- jij had meegesjouwd
- hij/zij/het had meegesjouwd
- wij hadden meegesjouwd
- jullie hadden meegesjouwd
- zij hadden meegesjouwd
Future
- I will tug
- you will tug
- he/she/it will tug
- we will tug
- you will tug
- they will tug
Toekomende tijd I
- ik zal meesjouwen
- jij zult meesjouwen
- hij/zij/het zal meesjouwen
- wij zullen meesjouwen
- jullie zullen meesjouwen
- zij zullen meesjouwen
Future perfect
- I will have tugged
- you will have tugged
- he/she/it will have tugged
- we will have tugged
- you will have tugged
- they will have tugged
Toekomende tijd II
- ik zal meegesjouwd hebben
- jij zult meegesjouwd hebben
- hij/zij/het zal meegesjouwd hebben
- wij zullen meegesjouwd hebben
- jullie zullen meegesjouwd hebben
- zij zullen meegesjouwd hebben
Conditional present
- I would tug
- you would tug
- he/she/it would tug
- we would tug
- you would tug
- they would tug
Conditionalis I
- ik zou meesjouwen
- jij zou meesjouwen
- hij/zij/het zou meesjouwen
- wij zouden meesjouwen
- jullie zouden meesjouwen
- zij zouden meesjouwen
Conditional perfect
- I would have tugged
- you would have tugged
- he/she/it would have tugged
- we would have tugged
- you would have tugged
- they would have tugged
Conditionalis II
- ik zou hebben meegesjouwd
- jij zou hebben meegesjouwd
- hij/zij/het zou hebben meegesjouwd
- wij zouden hebben meegesjouwd
- jullie zouden hebben meegesjouwd
- zij zouden hebben meegesjouwd
Imperative
- you tug
- you tug
Imperatief
- jij sjouw mee
- jullie sjouwt mee