Vervoeging van uiteennemen
Onbepaalde wijs (infinitief): uiteennemen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem uiteen
- jij neemt uiteen
- hij/zij/het neemt uiteen
- wij nemen uiteen
- jullie nemen uiteen
- zij nemen uiteen
Présent
- je démonte
- tu démontes
- il/elle démonte
- nous démontons
- vous démontez
- ils/elles démontent
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam uiteen
- jij nam uiteen
- hij/zij/het nam uiteen
- wij namen uiteen
- jullie namen uiteen
- zij namen uiteen
Indicatif imparfait
- je démontais
- tu démontais
- il/elle démontait
- nous démontions
- vous démontiez
- ils/elles démontaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uiteengenomen
- jij hebt uiteengenomen
- hij/zij/het heeft uiteengenomen
- wij hebben uiteengenomen
- jullie hebben uiteengenomen
- zij hebben uiteengenomen
Indicatif passé composé
- j'ai démonté
- tu as démonté
- il/elle a démonté
- nous avons démonté
- vous avez démonté
- ils/elles ont démonté
Voltooid verleden tijd
- ik had uiteengenomen
- jij had uiteengenomen
- hij/zij/het had uiteengenomen
- wij hadden uiteengenomen
- jullie hadden uiteengenomen
- zij hadden uiteengenomen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais démonté
- tu avais démonté
- il/elle avait démonté
- nous avions démonté
- vous aviez démonté
- ils/elles avaient démonté
Toekomende tijd I
- ik zal uiteennemen
- jij zult uiteennemen
- hij/zij/het zal uiteennemen
- wij zullen uiteennemen
- jullie zullen uiteennemen
- zij zullen uiteennemen
Indicatif futur
- je démonterai
- tu démonteras
- il/elle démontera
- nous démonterons
- vous démonterez
- ils/elles démonteront
Toekomende tijd II
- ik zal uiteengenomen hebben
- jij zult uiteengenomen hebben
- hij/zij/het zal uiteengenomen hebben
- wij zullen uiteengenomen hebben
- jullie zullen uiteengenomen hebben
- zij zullen uiteengenomen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai démonté
- tu auras démonté
- il/elle aura démonté
- nous aurons démonté
- vous aurez démonté
- ils/elles auront démonté
Conditionalis I
- ik zou uiteennemen
- jij zou uiteennemen
- hij/zij/het zou uiteennemen
- wij zouden uiteennemen
- jullie zouden uiteennemen
- zij zouden uiteennemen
Conditionnel présent
- je démonterais
- tu démonterais
- il/elle démonterait
- nous démonterions
- vous démonteriez
- ils/elles démonteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben uiteengenomen
- jij zou hebben uiteengenomen
- hij/zij/het zou hebben uiteengenomen
- wij zouden hebben uiteengenomen
- jullie zouden hebben uiteengenomen
- zij zouden hebben uiteengenomen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais démonté
- tu aurais démonté
- il/elle aurait démonté
- nous aurions démonté
- vous auriez démonté
- ils/elles auraient démonté
Imperatief
- jij neem uiteen
- jullie neemt uiteen
Impératif
- tu démonte
- vous démontez