Vervoeging van uitkrijgen

Onbepaalde wijs (infinitief): uitkrijgen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik krijg uit
  • jij krijgt uit
  • hij/zij/het krijgt uit
  • wij krijgen uit
  • jullie krijgen uit
  • zij krijgen uit

Indicativo presente

  • yo saco
  • sacas
  • él/ella saca
  • nosotros sacamos
  • vosotros sacáis
  • ellos/ellas sacan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kreeg uit
  • jij kreeg uit
  • hij/zij/het kreeg uit
  • wij kregen uit
  • jullie kregen uit
  • zij kregen uit

Indefinido

  • yo saqué
  • sacaste
  • él/ella sacó
  • nosotros sacamos
  • vosotros sacasteis
  • ellos/ellas sacaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgekregen
  • jij hebt uitgekregen
  • hij/zij/het heeft uitgekregen
  • wij hebben uitgekregen
  • jullie hebben uitgekregen
  • zij hebben uitgekregen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he sacado
  • has sacado
  • él/ella ha sacado
  • nosotros hemos sacado
  • vosotros habéis sacado
  • ellos/ellas han sacado

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgekregen
  • jij had uitgekregen
  • hij/zij/het had uitgekregen
  • wij hadden uitgekregen
  • jullie hadden uitgekregen
  • zij hadden uitgekregen

Pluscuamperfecto

  • yo había sacado
  • habías sacado
  • él/ella había sacado
  • nosotros habíamos sacado
  • vosotros habíais sacado
  • ellos/ellas habían sacado

Toekomende tijd I

  • ik zal uitkrijgen
  • jij zult uitkrijgen
  • hij/zij/het zal uitkrijgen
  • wij zullen uitkrijgen
  • jullie zullen uitkrijgen
  • zij zullen uitkrijgen

Futuro I

  • yo sacaré
  • sacarás
  • él/ella sacará
  • nosotros sacaremos
  • vosotros sacaréis
  • ellos/ellas sacarán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgekregen hebben
  • jij zult uitgekregen hebben
  • hij/zij/het zal uitgekregen hebben
  • wij zullen uitgekregen hebben
  • jullie zullen uitgekregen hebben
  • zij zullen uitgekregen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré sacado
  • habrás sacado
  • él/ella habrá sacado
  • nosotros habremos sacado
  • vosotros habréis sacado
  • ellos/ellas habrán sacado

Conditionalis I

  • ik zou uitkrijgen
  • jij zou uitkrijgen
  • hij/zij/het zou uitkrijgen
  • wij zouden uitkrijgen
  • jullie zouden uitkrijgen
  • zij zouden uitkrijgen

Condicional

  • yo sacaría
  • sacarías
  • él/ella sacaría
  • nosotros sacaríamos
  • vosotros sacaríais
  • ellos/ellas sacarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgekregen
  • jij zou hebben uitgekregen
  • hij/zij/het zou hebben uitgekregen
  • wij zouden hebben uitgekregen
  • jullie zouden hebben uitgekregen
  • zij zouden hebben uitgekregen

Condicional perfecto

  • yo habría sacado
  • habrías sacado
  • él/ella habría sacado
  • nosotros habríamos sacado
  • vosotros habríais sacado
  • ellos/ellas habrían sacado

Imperatief

  • jij krijg uit
  • jullie krijgt uit

Imperativo presente

  • saca
  • vosotros sacad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitkrijgen