Vervoeging van uitmunten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik munt uit
  • jij munt uit
  • hij/zij/het munt uit
  • wij munten uit
  • jullie munten uit
  • zij munten uit

Present

  • I defeat
  • you defeat
  • he/she/it defeats
  • we defeat
  • you defeat
  • they defeat

Onvoltooid verleden tijd

  • ik muntte uit
  • jij muntte uit
  • hij/zij/het muntte uit
  • wij muntten uit
  • jullie muntten uit
  • zij muntten uit

Simple past

  • I defeated
  • you defeated
  • he/she/it defeated
  • we defeated
  • you defeated
  • they defeated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgemunt
  • jij hebt uitgemunt
  • hij/zij/het heeft uitgemunt
  • wij hebben uitgemunt
  • jullie hebben uitgemunt
  • zij hebben uitgemunt

Present perfect

  • I have defeated
  • you have defeated
  • he/she/it has defeated
  • we have defeated
  • you have defeated
  • they have defeated

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgemunt
  • jij had uitgemunt
  • hij/zij/het had uitgemunt
  • wij hadden uitgemunt
  • jullie hadden uitgemunt
  • zij hadden uitgemunt

Past perfect

  • I had defeated
  • you had defeated
  • he/she/it had defeated
  • we had defeated
  • you had defeated
  • they had defeated

Toekomende tijd I

  • ik zal uitmunten
  • jij zult uitmunten
  • hij/zij/het zal uitmunten
  • wij zullen uitmunten
  • jullie zullen uitmunten
  • zij zullen uitmunten

Future

  • I will defeat
  • you will defeat
  • he/she/it will defeat
  • we will defeat
  • you will defeat
  • they will defeat

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgemunt hebben
  • jij zult uitgemunt hebben
  • hij/zij/het zal uitgemunt hebben
  • wij zullen uitgemunt hebben
  • jullie zullen uitgemunt hebben
  • zij zullen uitgemunt hebben

Future perfect

  • I will have defeated
  • you will have defeated
  • he/she/it will have defeated
  • we will have defeated
  • you will have defeated
  • they will have defeated

Conditionalis I

  • ik zou uitmunten
  • jij zou uitmunten
  • hij/zij/het zou uitmunten
  • wij zouden uitmunten
  • jullie zouden uitmunten
  • zij zouden uitmunten

Conditional present

  • I would defeat
  • you would defeat
  • he/she/it would defeat
  • we would defeat
  • you would defeat
  • they would defeat

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgemunt
  • jij zou hebben uitgemunt
  • hij/zij/het zou hebben uitgemunt
  • wij zouden hebben uitgemunt
  • jullie zouden hebben uitgemunt
  • zij zouden hebben uitgemunt

Conditional perfect

  • I would have defeated
  • you would have defeated
  • he/she/it would have defeated
  • we would have defeated
  • you would have defeated
  • they would have defeated

Imperatief

  • jij munt uit
  • jullie munt uit

Imperative

  • you defeat
  • you defeat

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitmunten