Vervoeging van uitspuiten

Onbepaalde wijs (infinitief): uitspuiten

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: sprühen

2 alternatieve vertalingen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het spuit uit
  • zij spuiten uit

Präsens Indikativ

  • er/sie/es sprüht
  • sie sprühen

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het spoot uit
  • zij spoten uit

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es sprühte
  • sie sprühten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft uitgespoten
  • zij hebben uitgespoten

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gesprüht
  • sie haben gesprüht

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had uitgespoten
  • zij hadden uitgespoten

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gesprüht
  • sie hatten gesprüht

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal uitspuiten
  • zij zult uitspuiten

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird sprühen
  • sie werden sprühen

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal uitgespoten hebben
  • zij zult uitgespoten hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gesprüht haben
  • sie werden gesprüht haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal uitspuiten
  • zij zullen uitspuiten

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde sprühen
  • sie würden sprühen

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben uitgespoten
  • zij zullen hebben uitgespoten

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gesprüht haben
  • sie würden gesprüht haben