Vervoeging van uitstorten
Onbepaalde wijs (infinitief): uitstorten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stort uit
- jij stort uit
- hij/zij/het stort uit
- wij storten uit
- jullie storten uit
- zij storten uit
Present
- I discover
- you discover
- he/she/it discovers
- we discover
- you discover
- they discover
Onvoltooid verleden tijd
- ik stortte uit
- jij stortte uit
- hij/zij/het stortte uit
- wij stortten uit
- jullie stortten uit
- zij stortten uit
Simple past
- I discovered
- you discovered
- he/she/it discovered
- we discovered
- you discovered
- they discovered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgestort
- jij hebt uitgestort
- hij/zij/het heeft uitgestort
- wij hebben uitgestort
- jullie hebben uitgestort
- zij hebben uitgestort
Present perfect
- I have discovered
- you have discovered
- he/she/it has discovered
- we have discovered
- you have discovered
- they have discovered
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgestort
- jij had uitgestort
- hij/zij/het had uitgestort
- wij hadden uitgestort
- jullie hadden uitgestort
- zij hadden uitgestort
Past perfect
- I had discovered
- you had discovered
- he/she/it had discovered
- we had discovered
- you had discovered
- they had discovered
Toekomende tijd I
- ik zal uitstorten
- jij zult uitstorten
- hij/zij/het zal uitstorten
- wij zullen uitstorten
- jullie zullen uitstorten
- zij zullen uitstorten
Future
- I will discover
- you will discover
- he/she/it will discover
- we will discover
- you will discover
- they will discover
Toekomende tijd II
- ik zal uitgestort hebben
- jij zult uitgestort hebben
- hij/zij/het zal uitgestort hebben
- wij zullen uitgestort hebben
- jullie zullen uitgestort hebben
- zij zullen uitgestort hebben
Future perfect
- I will have discovered
- you will have discovered
- he/she/it will have discovered
- we will have discovered
- you will have discovered
- they will have discovered
Conditionalis I
- ik zou uitstorten
- jij zou uitstorten
- hij/zij/het zou uitstorten
- wij zouden uitstorten
- jullie zouden uitstorten
- zij zouden uitstorten
Conditional present
- I would discover
- you would discover
- he/she/it would discover
- we would discover
- you would discover
- they would discover
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgestort
- jij zou hebben uitgestort
- hij/zij/het zou hebben uitgestort
- wij zouden hebben uitgestort
- jullie zouden hebben uitgestort
- zij zouden hebben uitgestort
Conditional perfect
- I would have discovered
- you would have discovered
- he/she/it would have discovered
- we would have discovered
- you would have discovered
- they would have discovered
Imperatief
- jij stort uit
- jullie stort uit
Imperative
- you discover
- you discover