Vervoeging van uitwasemen

Onbepaalde wijs (infinitief): uitwasemen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het wasemt uit
  • zij wasemen uit

Present

  • he/she/it reeks
  • they reek

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het wasemde uit
  • zij wasemden uit

Simple past

  • he/she/it reeked
  • they reeked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft uitgewasemd
  • zij hebben uitgewasemd

Present perfect

  • he/she/it has reeked
  • they have reeked

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had uitgewasemd
  • zij hadden uitgewasemd

Past perfect

  • he/she/it had reeked
  • they had reeked

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal uitwasemen
  • zij zult uitwasemen

Future

  • he/she/it will reek
  • they will reek

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal uitgewasemd hebben
  • zij zult uitgewasemd hebben

Future perfect

  • he/she/it will have reeked
  • they will have reeked

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal uitwasemen
  • zij zullen uitwasemen

Conditional present

  • he/she/it would reek
  • they would reek

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben uitgewasemd
  • zij zullen hebben uitgewasemd

Conditional perfect

  • he/she/it would have reeked
  • they would have reeked

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitwasemen