Vervoeging van uitzonderen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitzonderen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zonder uit
- jij zondert uit
- hij/zij/het zondert uit
- wij zonderen uit
- jullie zonderen uit
- zij zonderen uit
Présent
- j'exempte
- tu exemptes
- il/elle exempte
- nous exemptons
- vous exemptez
- ils/elles exemptent
Onvoltooid verleden tijd
- ik zonderde uit
- jij zonderde uit
- hij/zij/het zonderde uit
- wij zonderden uit
- jullie zonderden uit
- zij zonderden uit
Indicatif imparfait
- j'exemptais
- tu exemptais
- il/elle exemptait
- nous exemptions
- vous exemptiez
- ils/elles exemptaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgezonderd
- jij hebt uitgezonderd
- hij/zij/het heeft uitgezonderd
- wij hebben uitgezonderd
- jullie hebben uitgezonderd
- zij hebben uitgezonderd
Indicatif passé composé
- j'ai exempté
- tu as exempté
- il/elle a exempté
- nous avons exempté
- vous avez exempté
- ils/elles ont exempté
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgezonderd
- jij had uitgezonderd
- hij/zij/het had uitgezonderd
- wij hadden uitgezonderd
- jullie hadden uitgezonderd
- zij hadden uitgezonderd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais exempté
- tu avais exempté
- il/elle avait exempté
- nous avions exempté
- vous aviez exempté
- ils/elles avaient exempté
Toekomende tijd I
- ik zal uitzonderen
- jij zult uitzonderen
- hij/zij/het zal uitzonderen
- wij zullen uitzonderen
- jullie zullen uitzonderen
- zij zullen uitzonderen
Indicatif futur
- j'exempterai
- tu exempteras
- il/elle exemptera
- nous exempterons
- vous exempterez
- ils/elles exempteront
Toekomende tijd II
- ik zal uitgezonderd hebben
- jij zult uitgezonderd hebben
- hij/zij/het zal uitgezonderd hebben
- wij zullen uitgezonderd hebben
- jullie zullen uitgezonderd hebben
- zij zullen uitgezonderd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai exempté
- tu auras exempté
- il/elle aura exempté
- nous aurons exempté
- vous aurez exempté
- ils/elles auront exempté
Conditionalis I
- ik zou uitzonderen
- jij zou uitzonderen
- hij/zij/het zou uitzonderen
- wij zouden uitzonderen
- jullie zouden uitzonderen
- zij zouden uitzonderen
Conditionnel présent
- j'exempterais
- tu exempterais
- il/elle exempterait
- nous exempterions
- vous exempteriez
- ils/elles exempteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgezonderd
- jij zou hebben uitgezonderd
- hij/zij/het zou hebben uitgezonderd
- wij zouden hebben uitgezonderd
- jullie zouden hebben uitgezonderd
- zij zouden hebben uitgezonderd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais exempté
- tu aurais exempté
- il/elle aurait exempté
- nous aurions exempté
- vous auriez exempté
- ils/elles auraient exempté
Imperatief
- jij zonder uit
- jullie zondert uit
Impératif
- tu exempte
- vous exemptez